30 november 2015

Infuus

Dochter A is inmiddels achttien lentes. Ze woont bij haar moeder, leert voor schoonheidsspecialiste, denkt al na over een bredere vervolgstudie. Ik houd van haar eigenwijze, zelfbewuste levensstijl, inclusief kleine zondes als een rokertje, een glaasje en enige permanente lichaamsdecoratie. Niet in alle opzichten mijn ding, maar ze heeft haar wijze van in het leven staan en gaat haar stoere eigen gang.
Iets te stoer loopt ze dagenlang rond met pijn in haar buik. In het Sint Antonius, een groot ziekenhuis in Nieuwegein, blijkt haar blindedarmontsteking al iets te ver heen. Perforatie, schoonmaken, drie dagen aan een infuus met antibiotica. Twee dagen nadat ze ontslagen is uit de ziekenfabriek moet ze terug omdat de pijn en misselijkheid terugkomen. Nog een dikke week aan het infuus. Haar eetlust keert terug, maar ze heeft weinig op met de ziekenhuismaaltijden. 'Pap, als je straks langskomt, neem je dan even een cheeseburger voor me mee?' 
Ik stop aan de rand van Nieuwegein bij de drive-in van de grote M voor twee cheeseburgers en een frietje. Op 'haar' kamer G209 eten we samen fastfood. Naast haar, achter het witte gordijn, ligt een stevige jongen van vergelijkbare leeftijd. Halverwege onze maaltijd verschijnt zijn vader van achter het gordijn. 'Willen jullie ook een biertje?', vraagt hij, met een Palmpje in zijn vuist. 'Hij heeft er een paar koud staan'. 
Op het bed van mijn dochter ligt een klein beertje, dat ik haar bij de opname gegeven heb. Zonder wil ze in de grote ziekenfabriek nergens heen. Achttien jaar, stoer maar ook weer even mijn kleine meisje. Ze ligt op G2: kindergeneeskunde. Haar beter worden duurt me veel te lang.


7 oktober 2015

Gelukszoekers

In 1970 kwam ik voor het eerst te wonen in ons dorpje aan de Vecht. Naast ons gezin trok een sympathieke Amsterdamse familie in eenzelfde nieuwbouwwoning. De jongste buurjongen werd een vriendje, waar ik later veel mee optrok. Toen we allebei in Amsterdam gingen werken reden we gezamenlijk naar de hoofdstad. Samen waren we jaren actief als teamleden in de ballonsport, die in de jaren tachtig en negentig in ons land snel groeide. Mijn oudste broer is ballonvaarder en wij vonden niets leuker dan hem te helpen. Prachtige ervaringen deden we op, in binnen- en buitenland. Tranen met tuiten hebben we samen gelachen.
Later kwamen er vaste relaties en kinderen. We groeiden uit elkaar, al woonden we in dezelfde woonwijk. Te druk, te volle agenda's, elk in beslag genomen door eigen zorgen en bezigheden. Onbegrijpelijk achteraf, dat verloren gaan van zo'n intensief contact.

Met zijn Nieuw-Zeelandse vrouw is de vroegere buurjongen afgelopen maand vertrokken naar de andere kant van de wereld. Zijn twee kinderen studeren er gewoon verder en zelfs de kat is veilig getransporteerd. De opbrengst van zijn doorzonwoning in ons dorpje bleek genoeg voor de aanschaf van een vrijstaand huis met  twee badkamers,een dubbele garage, een eigen tennisbaan, een olijfboomgaard en tienduizend vierkante meter grond in de buurt van Hastings, op het Noordereiland. Hij ziet wel wat hij er gaat doen; hij heeft genoeg van de stress van de ICT-sector, waarin hij jaren werkzaam was.

Op de voorlaatste avond in zijn oude huis heb ik afscheid van hem en zijn vrouw genomen. Hij vond het een goed moment om weg te gaan uit Nederland. De files in de Randstad of het natuurschoon uit Lord of the Rings, dat is niet moeilijk kiezen. Ja, Nieuw-Zeeland is een land met een minder rijke cultuur. Europa is zonder twijfel een prachtig en veelzijdig museum. Maar ongelijk kan ik hem niet geven. Ergens ben ik een beetje jaloers. En een beetje bezorgd over de toekomst van ons eigen werelddeel. Veel geluk daar, Fred. Ik hoop je ooit nog eens te zien.



13 september 2015

Time flies

Toen ik zevenenveertig jaar oud werd schonk hij mij een MeisterSinger 01. Een horloge met één wijzer, dat helpt om wat minder gejaagd door het leven te gaan. Hij wist ook wel dat ik het zelf niet zou aanschaffen; veel gezinsleden om te voeden en te kleden maakt de aanschaf van dure luxeartikelen lastiger. Dus kocht hij het spontaan, want mijn broer genoot er van anderen een plezier te doen.
Vandaag had hij vijftig jaar moeten worden. Maar hij is er al bijna vijf jaar niet meer. Ik doe de MeisterSinger om, stap in de auto en rijd met mijn ouders naar zijn oude golfbaan aan de rand van Amsterdam. Daar drinken we koffie met appelgebak, uitkijkend over baan één. Jort's portret staat op tafel, we voelen zijn aanwezigheid. Zijn naam staat als meervoudig toernooiwinnaar op de borden aan de wand. Het clubgebouw is jarenlang een tweede huis voor hem geweest. Hij was een uitstekende golfer, die leefde voor zijn sport.
Er zijn genoeg dagen dat ik niet veel aan hem denk, afgezien van de blik op zijn portret in de huiskamer. Te druk met het dagelijks bestaan. Maar op momenten als deze doet het weer flink zeer. Ik had graag over een kwart eeuw samen met mijn broer aan zo'n tafeltje bij de golfbaan herinneringen opgehaald aan vroeger. We hebben allebei klem gezeten bij de geboorte, hij nog veel meer dan ik. Onze geheugens zijn daardoor niet zo best, maar samen waren we wel een eind gekomen. Het is ons niet gegund. Zijn slopende ziekte maakte dat hij maar vijfenveertig jaar oud mocht worden. De tijd vliegt, zelfs op een horloge met één wijzer. Ik ben al vijf jaar boos en verdrietig. Mijn broer had Abraham moeten zien vandaag.



19 augustus 2015

Webcareless

De kinderen zijn alle vier op stap, echtgenote heeft een dinerafspraak. Ik installeer me rond half tien 's avonds op de bank en kies op de Apple TV voor Netflix: tijd voor een lekkere speelfilm. Helaas: de online filmaanbieder werkt niet. Net zomin als andere internetvoorzieningen in huis: de laptop, de iPad, ze doen niks. Opnieuw opstarten van het modem van Ziggo helpt niet. Geen internet, dat is tegenwoordig bijna net zo erg als totale stroomuitval.
Ik check met de iPhone op 3G op Twitter of het Ziggo webcareteam iets meldt over een storing. Nee hoor, daar zijn ze gewoon individuele vragenstellers aan het helpen. 'Ah jammer', 'Wat vervelend', 'Supersonisch', 'Als het goed is moet-ie het nu weer doen'. En meer van dat soort geleuter waar webcareteams van grote bedrijven tegenwoordig zo goed in zijn. GeenStijl schreef er recent al een verhaal over. Ooit is webcare bedacht om klanten snel te informeren over actuele zaken en vragen via social media te beantwoorden, zodat ook anderen daar hun voordeel mee konden doen. Maar anno nu is het vooral: negatieve geluiden snel afdempen, kritiek in de kiem smoren en reputatie redden; een paar goede webcareteams uitgezonderd.
Ziggo laat zien hoe het niet moet: business as usual op Twitter, tot elf uur 's avonds. Dan plaatst het webteam welgeteld één bericht over een internetstoring door een DDoS-aanval: 'Er wordt met man en macht gewerkt aan de oplossing'. Maar niet meer door het webcareteam, want die gaan gauw naar huis. Ze zijn immers bereikbaar tot elf uur. Op dat moment zijn ruim twee miljoen (!) Ziggoklanten getroffen door de internetstoring, die duurt tot ver na middernacht.
Dat die landelijke storing er was, had ik inmiddels op de telefoon gelezen via de sites van RTLNieuws en Nu.nl. Niet bij Ziggo zelf, hoewel in een twitterantwoord op een individuele vraag om kwart voor negen 's avonds al te lezen valt: 'er is inderdaad een storing'. Maar daar wordt ruim twee uur lang op Twitter verder niks mee gedaan door de webcarepeople.
Vanmorgen een e-mail met uitleg van Ziggo in de mailbox, zoals dat hoort richting dik betalende klanten? Een stevige toelichting op de homepage van de eigen website wellicht? Nee hoor, niks van dat alles. Slechts één tweet van het webcareteam van Ziggo, liefst negen uur na het vorige bericht over de storing: de storing is rond middernacht (nou, half twee 's nachts) opgelost: 'Internet ze!'
Ga je schamen Ziggo, je webcareteam kan bij het grofvuil.


2 augustus 2015

Holle vaten

Aan de zwembadrand in Italië, ergens boven het Gardameer, lees ik De bekentenis, geschreven door Volkskrantjournalist Tjerk Gualthérie van Weezel. Het is een reconstructie van de Vestia-affaire, beschreven vanuit het perspectief van extern adviseur Arjen Greeven. Hij verdiende ooit vele tonnen per jaar met het afsluiten van complexe derivatenportefeuilles voor de woningcorporatie en betaalde de schatkistbeheerder van Vestia daarvan stiekem een stevig deel. Maar uiteindelijk kreeg hij spijt en koos voor een bekentenis tegenover het Openbaar Ministerie.
Ik ben een simpele communicatie-adviseur, de beschrijving van complexe derivatenproducten gaat me al snel boven mijn pet. Maar het inkijkje in de financiële sector is zo boeiend dat ik de driehonderd pagina's in krap twee dagen tot me neem op de plastic ligstoel aan de waterkant. Een keurige verhuurder van woningen voor minderbedeelden wordt in korte tijd een financiële instelling die goochelt met tientallen miljarden. Een miljard, dat is duizend keer een miljoen, denk ik dan altijd weer. 
Op een bijeenkomst in de Amsterdamse Stadsschouwburg vertelde Joris Luyendijk dit voorjaar meer over de reacties op zijn bestseller Dit kan niet waar zijn. Op dat moment waren er al honderdzestigduizend exemplaren van verkocht. Dat lijkt veel, aldus Joris, maar laten we het in het juiste perspectief zien: het is amper één procent van de Nederlandse bevolking. Wie denkt dat de misstanden in de financiële sector die Luyendijk beschrijft vooral voorkomen in Londen en niet aan de Amsterdamse Zuidas, doet er goed aan ook de pennevrucht van Van Weezel te lezen. De gretigheid waarmee ook Nederlandse bankiers de woningcorporatie volstopten met onbegrijpelijke schulden, zonder zich ook maar iets af te vragen over de gevolgen, is ontluisterend.
Ergens in de afgelopen decennia keerden financials hun klanten de rug toe en kozen zonder gewetensnood voor schaamteloos gewin en het verhandelen van onbegrijpelijke luchtbel-producten. En wij, onwetende maar gretige consumenten, trapten er met open ogen in, bedwelmd door onze honger naar meer, groter en mooier bezit.
Het meest opmerkelijk van alles is natuurlijk dat we van dit soort dingen niet heel veel geleerd hebben. De handel in derivaten is niet verboden, de bonussen van bankiers zijn alweer aangenaam hoog en we verheugen ons vanwege optimistische geluiden over de economie. 
Maar aan de zwembadrand lees ik ook dat een Nederlandse tandarts een rechtszaak wint van een grote bank over renteswaps die hem in zijn maag waren gesplitst. Nieuws in komkommertijd dat me voor veel ondernemers relevanter lijkt dan alle berichten over zijn moordlustige Amerikaanse collega met die dooie leeuw.


30 juni 2015

Virus

De zwarte Seat Mii die bij ons nu een jaar thuis voor de deur staat, is eigenlijk foutloos. Drieëneenhalve meter efficiency, degelijkheid, zuinigheid en parkeergemak. Duitse perfectie verstopt onder een Spaanse naam. Een vervoermiddel dat past bij het eenvormige, door fiscale maatregelen en brandstofprijzen aangetaste Nederlandse automobiele landschap. 
De rode Alfa Romeo Mito die er sinds enkele weken naast staat is een halve meter langer. Maar krapper van binnen, onoverzichtelijk (de achterruit is niet veel meer dan een kijkspleet), minder logisch in de bediening. De spiegels zijn gek gevormd, de vering is hard, de neus overgevoelig voor drempels. De draaicirkel past beter bij een vrachtwagen. In het interieur zoek je vergeefs naar aflegruimte voor een waterflesje of je telefoon.

Maar dat alles is direct vergeten bij de aanblik van de Italiaanse koets, bij het plaatsnemen op het zachte leer van de sportstoelen. Op de diepliggende meters staan Italiaanse aanduidingen als 'Aqua' en 'Giri'. Bij het starten zwiepen de wijzers enthousiast heen en weer ter begroeting van de bestuurder. Alleen zoiets is voor mij al reden om met plezier aan elke rit te beginnen. Ook al loopt deze kleine Italiaanse op dieselolie en heeft ze zeker in koude toestand wat nukkige trekjes, ik val voor haar als een blok.

Toen ik vorig najaar, tijdens een moment van doorgeschoten rationaliteit, mijn fraai ronkende zescilinder Alfa Romeo inwisselde voor het Spaans-Duitse eco-autootje, besefte ik nog niet dat het Alfavirus daarna zijn duistere kant zou laten zien. Enthousiaste Alfarijders weten waar ik het over heb. Op goede momenten is het virus merkbaar door gevoelens van lichte verliefdheid en geluk. De afgelopen maanden zorgde het voor melancholie, een gevoel alsof er iets geamputeerd was. En dus moest ik haar weer hebben, die kleine, rode, nukkige Italiaanse schone.

De inmiddels vertrokken presentatoren van Top Gear benadrukten het graag bij elke gelegenheid die zich voordeed: you can't call yourself a real petrolhead until you have owned an Alfa Romeo. Ik ben nu toe aan nummer zes, in een periode van veertien jaar. 
Je zou zeggen dat een dergelijke onvoorwaardelijke merkliefde, waar velen last van hebben, tot glanzende verkoopcijfers moet leiden. Maar het overkoepelende Fiatconcern, onder leiding van de 'koning der loze beloften' Sergio Marchionne, heeft tot nu toe niet veel voordeel weten te halen uit die grote groep trouwe merkambassadeurs. Alfa is geen schim van het sportieve premiumlabel dat het ooit was. Drie jaar langer dan beloofd is gewacht op een nieuw model. De net gepresenteerde Giulia moet weer mensen naar de showroom gaan trekken. Maar de buitenzijde lijkt op een haastige kopie van een BMW 3-serie, zoals handige photoshoppers op de dag van introductie al genadeloos laten zien. Ik vrees het ergste voor de toekomst van mijn favoriete automerk. Maar voorlopig geniet ik van mijn nukkige rode dieseltje. Het Alfavirus is weer even een plezierige aandoening. 




10 mei 2015

Schriftje

'Ik werd vanmorgen wakker door het gedreun van het afweergeschut. Het was pas 4.30 uur. Frits en ik sprongen het bed uit. Toen keken we naar de lucht. We zagen vliegtuigen met daartussen de rookwolkjes van het afweergeschut. Uit de vliegtuigen zagen we rode ballen vliegen, mitrailleurkogels. En toen hoorden we dat het Duitse vliegtuigen waren, doch we begrepen nog niet dat het oorlog was.'

Het zijn de allereerste zinnen in een inmiddels halfvergaan schriftje van mijn vader, opgeschreven om zes uur 's middags op 10 mei 1940. Op zaterdag 18 mei 1940 had hij er alweer even genoeg van: 'Alles gaat gewoon zijn gang. Het ongewone uitgezonderd. Ik zal nu met dit dagboek ophouden. Maandag moet ik weer naar school.'
Hij hield niet op, maar ging aan het eind van die eerste oorlogszomer verder. Tientallen schriftjes schreef hij uiteindelijk vol; oorlogsherinneringen opgetekend in een keurig klassiek schuin handschrift, zoals kinderen dat toen nog leerden. Bij het uitbreken van de oorlog was hij dertien jaar. Een Amsterdamse schooljongen, wonend aan de Stadionweg in Amsterdam-Zuid. Net als veel anderen begon hij een dagboek om zijn ervaringen vast te leggen, gelardeerd met krantenknipsels, voedselbonnen en andere bewijzen van vijf jaren bezet Nederland. 
Mijn vader verloor zijn enige broer Frits, die doodziek terugkwam van tewerkstelling in Duitsland. Hij verloor zijn Joodse vriend David, over wie hij jarenlang op de basisscholen in Breukelen vertelde en die uiteindelijk een prominente plek kreeg tijdens een tentoonstelling in het Amsterdamse Stadsarchief. Heftige ervaringen in het leven van een tienerjongen. Anno nu zijn kinderen vooral van slag als hun iPhone geen verbinding weet te maken. Oorlog is iets abstracts geworden.

Precies vijfenzeventig jaar geleden begon mijn vader met zijn notities. Ik wil er iets mee doen, met al die herinneringen in die schriftjes. Dat ene zinnetje knaagt: 'Alles gaat gewoon zijn gang. Het ongewone uitgezonderd.'




15 april 2015

Universum

'Ik wil niet weten in welk universum u leeft'. Onverschrokken sprak de jonge Groen Links-politicus Jesse Klaver de overrijpe bankiers tegenover zich streng toe. Fijntjes wees hij ze er nog even op dat ze allemaal gered waren door de Nederlandse belastingbetaler, toen het er echt op aankwam aan het begin van de kredietcrisis. Niet de grote Amerikaanse beleggers, maar de gewone burger had tweeduizend euro per persoon gelapt om de chique bankiers van ABN Amro overeind te houden. De president-commissaris van de staatsbank, Rik Baron van Slingelandt, was dat voor het gemak even vergeten. Hij kwam de achterlijke politici graag nog een keertje uitleggen dat een tonnetje extra voor bestuurders van een staatsbank heel redelijk is en eigenlijk een fooi, vergeleken met de beter betaalde collega's in de Londense City of over de grote plas aan Wall Street.
De baron vergat ook even dat gewone stervelingen soms nog wel eens een krant lezen of naar het journaal kijken. Onze politieke vertegenwoordigers hadden niet gemist dat de staatsbank het gewone balievolk ondertussen de laan uitstuurt of hooguit op de nullijn houdt. Afspraak of niet, dan is een ton extra - meer geld dan een gemiddeld mens ooit per jaar verdient - toch een beetje raar signaal. 
Je kunt het de baron eigenlijk niet echt kwalijk nemen. Hij weet immers niet beter. Als man van adel en bankier sinds 1971 heeft hij zijn hele bestaan gesleten in villa's in Wassenaar of Aerdenhout, met als enige gesprekspartners de andere grootverdieners bij de lokale hockeyclub of de golfbaan. Grijze Rik beziet het eenvoudige gepeupel alleen vanaf de achterbank van zijn geblindeerde limousine, op weg naar de Rotary of de Librije.

Klaver was even mijn held van de dag, hoezeer de baron na afloop met opgeheven vingertje nog probeerde om deze snotneus met zijn krulhoofd op betere gedachten te brengen. Die foto zien we nog wel even terug bij de Zilveren Cameraverkiezing van dit jaar. Je zou bijna weer in de politiek gaan geloven, als de zetelrovers en feestdeclareerders tussendoor niet regelmatig de stemming zouden verpesten.

Deze week mocht ik als eenvoudige communicatiejongen bij de SAN Accentjury oordelen over de reclamecampagnes van bankiers en verzekeraars uit 2014. Herstel van vertrouwen, daar ging het in alle toelichtingen om. 'De klant centraal'. Het leverde krampachtige campagnes op van grootbanken die wanhopig op zoek zijn naar maatschappelijke rechtvaardiging voor hun handel en wandel. Maar met zulke vrienden in de top heb je geen vijanden nodig. Ook de duurste campagne voor een bank blijft voorlopig weggegooid geld.


2 maart 2015

Outfit

Bij de Primark is het dringen in de rij voor de pashokjes. Bij de H&M gaan moeders en tienermeisjes nog steeds en masse naar binnen. Maar bij de V&D komt niemand meer, Mexx moet gered worden door een Turkse ondernemer, Thom Broekman gaat failliet en de Hema zoekt wanhopig naar een nieuwe identiteit. Dat is, aldus de betrokken ondernemingen, vooral de schuld van het internet. De middle of the road-winkelketens worden kapot gezalandoot. Je gaat niet meer zomaar bumper aan bumper Utrecht-Centrum in, op zoek naar een parkeerplaats in een garage (vijf euro per uur), om vervolgens in een treurig warenhuis te ontdekken dat precies jouw maat van die jas uit de folder er niet meer is. 'Die komt misschien van de week weer binnen', hoor je dan van een al evenmin opbeurende verkoper. Simpelweg op de bank thuis een paar buttons aanklikken op je iPad en een dagje wachten op een pakketje aan de deur is al snel een aantrekkelijk alternatief.
Zelf bestel ik op internet vooral zaken waarvan ik zeker weet dat ik ze hebben wil: elektronica bij Coolblue, boeken bij Bol, horloges bij Watch2Day en een fles whisky bij de voordelige Drankgigant. Stuk voor stuk websites die qua productinfo en uitstraling al redelijk dicht komen bij fysieke winkelbeleving. Ik vind een pakketje krijgen van Coolblue eigenlijk nog leuker dan naar de MediaMarkt gaan, terwijl ik daar toch ook best een uurtje kan stukslaan.

Kleding bestel ik bijna nooit op internet. Ik heb toch wat moeite met het idee om vijf producten te laten komen, er vervolgens één of twee te houden en de rest lekker weer terug te sturen. Bovendien vind ik shoppen helemaal niet erg. Maar je bent nooit te oud om wat nieuws te proberen, dus heb ik recent toch een poging gedaan om digitaal een nieuwe outfit aan te schaffen. Op internet zijn enkele aanbieders actief die maatwerkoplossingen bieden voor mannen die geen tijd of zin hebben om de stad in te gaan om hun kledingkast aan te vullen. Persoonlijk kledingadvies, zonder de noodzaak van urenlang geslenter in drukke winkelstraten en gehannes in krappe pashokjes.
Eén van die aanbieders is Outfittery, dat zich opwerpt als je persoonlijke stylist. Je geeft je maten en contactinfo op via de site, waarna een adviseur telefonisch je kledingvoorkeuren met je bespreekt en daarna je kleding opstuurt.
Keurig op de afgesproken tijd word ik gebeld door een vriendelijke mevrouw, die het nodige wil weten over mijn smaak, het soort werk dat ik doe, de kledingmores bij mijn werkgever en mijn favoriete outfit voor het weekend. Een eerste toegemaild voorstel vind ik iets te saai, maar de aangepaste versie ziet er goed genoeg uit om op te laten sturen. In totaal drie complete outfits: broeken, shirts, truien, schoenen, een colbertje. Samen al gauw voor zo'n achthonderd euri aan merkkleding. Maar je bent tot niks verplicht, je houdt alleen wat je echt hebben wilt.

Het kledingpakket hoort binnen tien dagen binnen te komen. Het is er al op dag vijf. De pakketdienst bezorgt een grote witte box, chique afgebiesd met donkere randen. Nieuwsgierig maak ik hem open. Bovenop ligt een handgeschreven briefje, dat begint met 'Beste Marc...'. Maar de kleding eronder is heel anders dan wat toegezegd was. Niet zo raar, het pakket blijkt bestemd voor een heel andere Marc, woonachtig in Middelburg. Ik laat de doos verder onaangeroerd, bel met Outfittery om de vergissing door te geven en plaats ook nog een berichtje op Twitter. Het webcareteam reageert alert en biedt excuses aan. Natuurlijk wordt de fout zo snel mogelijk hersteld. Ik breng de grote witte doos terug naar het aanbiedpunt van PostNL in de lokale supermarkt en wacht vol spanning op de nieuwe zending.
Na enkele dagen krijg ik een standaardmail van Outfittery: je retourzending is binnen, jammer dat je niks van je gading kon vinden. Je bent geen kosten verschuldigd, want je hebt helaas niks gehouden. Nee, nogal wiedes niet. Ik mail terug dat ik de verkeerde zending heb gehad en nog wacht op die van mij. Daarna wordt het stil. Na enkele weken stuur ik een reminder: ik wacht nog op mijn zending. Stilte. Weken gaan voorbij. Ondertussen bezoek ik de lokale Adams Store, de herenkledingketen van het McGregor concern. Resultaat: vier broeken, drie truien, een winterjas, een colbert, twee shirts. De plaatselijke ondernemer is uitermate vriendelijk en behulpzaam. En al mijn gegevens staan in het systeem, ik hoef mijn maten niet meer te onthouden.
Dan krijg ik een mail van de vriendelijke online styliste van Outfittery. Ze heeft een nieuwe outfit voor me samengesteld, die ze graag wil toesturen. Hij sluit mooi aan bij de eerste zending. Ik stuur haar een afschrift van mijn eerdere mails aan haar werkgever als antwoord. Laat maar zitten, zeg ik, als online winkel moet je je logistiek wel op orde hebben. Enkele dagen later krijg ik van haar persoonlijk antwoord. Ze geeft me gelijk, logistiek gezien zijn er nog veel verbeterpunten.
Outfittery draait inmiddels twintig miljoen omzet per jaar, met name in thuismarkt Duitsland. Maar ik ben nog steeds benieuwd waar mijn eigen kledingbox toch gebleven is. Loopt er nu een Marc in Middelburg rond in de broek die een styliste in Berlijn eigenlijk voor mij uitgekozen had...?


22 februari 2015

Muisridders

De NRC bericht over een ICT-consultant die door minister Opstelten twee jaar lang werd ingehuurd van adviesbureau BoerCroon, om automatiseringsperikelen bij de politie op te lossen. Daarvoor stuurde BoerCroon maandelijks een bonnetje van drieënzestigduizendvijfhonderd euro. Daarbij kwamen nog de kosten voor de blijkbaar onmisbare auto met chauffeur, om het ICT-mannetje in stijl naar zijn werkplek te vervoeren: nog eens driehonderdvierentachtigduizend euro. In totaal zo'n één komma zeven miljoen euro, van uw en mijn belastingcenten. Moest kunnen vond opa Ivo, want de omvang van de automatiseringsproblemen was zodanig dat alle spelregels maar even moesten worden genegeerd. Heeft dat blijkbaar door God gezonden ICT-mannetje alle computerproblemen weten op te lossen voor de Nationale Politie? Natuurlijk niet. En BoerCroon ging ondanks dit soort bonnetjes toch naar de gallemiezen

Opnieuw verbaas ik me over een werkwijze die de ICT-sector blijkbaar normaal vindt, maar waar je volgens mij in geen enkele andere branche mee wegkomt. Als je een auto koopt voor vijftig mille, met leren stoelen, navigatie, een schuifdak en een levertijd van vier maanden, dan staat die auto na vier maanden bij de dealer met al die opties erop. En hij kost nog steeds vijftig mille. 
In de ICT verkopen ze je via een ronkende offerte breed lachend een ERP-project voor een half miljoen, dat na een jaar zal worden opgeleverd. Fotootje maken bij de contractondertekening: het is feest, al uw antieke ICT-systemen worden ingeruild voor een totaalsysteem tjokvol prachtige managementinformatie. Iedereen blij. Maar drie jaar en anderhalf miljoen euro verder werkt de boel nog altijd voor geen meter. En iedereen lijkt dat normaal te vinden. Ieder probleem onderweg resulteert in nog meer vergaderingen met strakgepakte muisridders, die voor komen glijden in donkere leasebakken. De schuld ligt steevast bij de opdrachtgever, want die wil dat problemen worden opgelost en dat vraagt meerwerk. Oh, u wilt ook nog dat het werkt? Dat hadden we natuurlijk niet voorzien in die ronkende offerte. 
Inmiddels heb ik - gelukkig vanaf de zijlijn - enkele ERP-implementaties meegemaakt. Steevast te laat, te duur, niet waargemaakt wat was beloofd. Implementatie van nieuwe websites idem dito: glanzende aanbieding, rijk CV met prachtige namen van eerdere opdrachtgevers. Maar opleveren op de geplande datum ho maar. Planningen lopen in de soep, medewerkers raken gefrustreerd. Maar ja, de ICT-boer heeft de kennis in huis en doet of je gek bent. Belangrijkste doel: eenmaal binnen is Nooit Meer Buiten. Niet klagen, zo werkt dat nu eenmaal. Het wordt wat duurder, het duurt wat langer, het kan wat minder. Tweehonderd miljoen euro in een mislukt ICT-project bij de Belastingdienst, waar op zeker moment niemand nog de stekker uit durft te trekken, want te ver heen. Van onze belastingcenten. Ach, wat geeft het. Moet kunnen. Automatiseerders zijn de slechte tweedehandsautoverkopers van nu.




8 januari 2015

Angst regeert

Het vrije woord sterft in de eerste week van het nieuwe jaar een gewelddadige dood in het hart van Parijs. De voltallige pers staat op haar achterste benen, er worden cartoons van Charlie Hebdo doorgeplaatst in de ochtendkranten. Ieder redactioneel commentaar fulmineert over de nietsontziende aanslag en over het bewaken van de vrijheid van meningsuiting. Maar als straks de stille tochten zijn geweest, wat blijft er dan nog? Durft een cartoonist nog een scherpe tekening in te leveren bij zijn redactie, ook als die een religieuze insteek heeft? En durft die redactie zo'n tekening nog te plaatsen? Of vermijden we bepaalde thema's liever, onder het mom dat we niet onnodig kwetsend hoeven te zijn? Nu is er de veilige deken van het collectief protest, maar straks is het weer aan iedere redacteur of tekenaar om zelf te kiezen voor een scherpe of een veilige koers.
Hoe zeer nu ook benadrukt wordt dat we ons niet moeten laten leiden door angst en gevoelens in de onderbuik, in de praktijk passen we ons aan. Meer beveiliging, meer regels, meer toegangspoortjes, meer controles. En ook, bewust of onbewust, een voorzichtiger koers. Satire moet, maar laten we het dáár maar niet over hebben.
Het FD schrijft op haar sobere voorpagina '...we zullen ons moeten realiseren dat te verregaande maatregelen om onze vrijheid te beschermen diezelfde vrijheid juist ernstig kunnen beperken'. Dat is al lang het geval. Ooit, nog niet eens zo lang geleden, bracht je een vergeten tas op het station gewoon naar het Bureau gevonden voorwerpen. Nu wordt datzelfde station hermetisch afgezet en belt de beveiliging met de explosieven opruimingsdienst. Wie in een vliegtuig wil stappen of een bezoek aan de Tweede Kamer wil brengen, moet zijn schoenen en zijn riem afdoen en al zijn bezittingen in bakjes door een scanner duwen. Een beschamende procedure. Flesjes water en andere vloeistoffen uit je handbagage worden genadeloos weggegooid en een nagelknipper komt niet door de controle. Zo diep zijn we al gezonken. Angst regeert.
Ik ben geen held, ik klim niet op de barricaden. Maar ik vrees voor de toekomst van onze democratie en voor de toekomst van mijn kinderen. Hoe ziet hun wereld er uit als ik al lang tot stof ben vergaan? Ik maak me weinig illusies: wij passen ons aan, verscherpen onze regels en leven ondertussen steeds meer in angst. Angst om ons uit te spreken, angst om dingen op te schrijven, angst om grote evenementen te bezoeken, angst om vrij te zijn. De terroristen hebben al gewonnen. La liberté d'expression, elle est mort. 




1 januari 2015

Zinnen van 2014

Facebook en Google+ doen het ongevraagd voor je: je eigen jaaroverzicht maken. Hun slimme algoritmes combineren je best bekeken en gewaardeerde berichten en maken die tot 'het jaar van...'. Op Google+ betekende dat een jaaroverzicht gebaseerd op één week vakantie aan de Turkse Rivièra, want meer had ik daar niet gepost dit jaar. En Facebook had last van het tijdsverschil tussen Breukelen en Silicon Valley, waardoor enkele geliefden opeens een dag te vroeg jarig waren. Zo slim zijn die algoritmes dus ook weer niet. Niet iedereen is even blij met die ongevraagde jaaroverzichten trouwens, maar goed.
De vele terugblikken op 2014 maken duidelijk dat we een moeizaam jaar achter de rug hebben. Neerstortende vliegtuigen, fanatieke koppensnellers in het Midden-Oosten, een Russische leider die al te zeer terugverlangt naar de dagen van de Sovjet Unie, enge virussen in Afrika, politiegeweld in de VS, zinkende en brandende veerboten en ga zo maar door. Het was ook  het warmste jaar uit onze geschiedenis. Zonaanbidders vinden dat wellicht goed nieuws, maar volgens mij is het eigenlijk het zorgwekkendste bericht van het hele jaar. En wij hadden er weinig lol van: tijdens onze beide vakanties goot het van de regen.
Als alternatief voor dat obligate verjaardagenlijstje van Facebook nog even een eigen terugblik op een paar relevante zinnen uit  2014:

Geslaagd! Twee oudste dochters die hun middelbare school afmaken, diploma's ophalen en beginnen aan een opleiding die ze een nuttige plek in deze samenleving moet bezorgen. Met de vergrijzing in het achterhoofd is er hopelijk ook in de toekomst behoefte aan schoonheidsspecialistes en voedingsdeskundigen. Ik ben blij en trots. Ook op mijn ouders, dit jaar zomaar zestig jaar getrouwd. Al die jaren lief en leed gedeeld, steeds brozer maar nog steeds gek op elkaar.
Mannen van de rekening. Persoonlijk lichtpuntje te midden van de perfect storm rondom het beroep waar ik als communicatieadviseur dagelijks mee bezig ben: de berg kritische media-aandacht voor accountants levert een interview plus voorpagina op van een communicatievakblad. De cover halen van een tijdschrift kan van mijn lijstje 'to do in life'.
Getting better with age. Whisky en kaas wellicht. Maar een duim die op een ochtend zomaar vastzit, een rug die sinds een vakantie in Turkije zeer doet, overgewicht en een matige conditie: het lijf wordt er niet jonger op. Tijd voor stevig onderhoud in het nieuwe jaar. Maar dat voornemen heeft u vast ook.
Tomorrow, it will be sunny. Yeah right, leugenaars. Tien van de veertien dagen regen aan het meer van Lugano in Italië was niet afgesproken; dan is zo'n appartement ineens te klein. Gelukkig is er een onvermoeibaar één-vrouws-entertainmentteam om de kinderen toch een mooie vakantie te bezorgen: onze redder heet Melissa Heruer. Negen weken in je eentje een half vakantiepark moeten vermaken, als je negentien jaar oud bent. En dat tijdens de natste zomer in honderd jaar. Doe het maar na.
Te koop. Je prachtig ronkende Alfa Romeo moeten wegdoen om plaats te maken voor een driecilinder dreumes die in de praktijk vooral door je dochter wordt bereden: dieptepuntje 2014 voor deze petrolhead. Na vijf Italiaanse schonen op rij is het eco wat de klok slaat. En een auto delen werkt toch iets anders dan gedacht. Ik zit opeens weer in de trein. En ondertussen erg vaak op AutoScout.
We will never know. Ook Nederlanders kunnen speechen, dat blijkt maar weer. Schreef Timmermans die historische regels echt zelf, of schakelde hij toch vakkundige hulptroepen in? We will never know. Ondertussen bewaar ik mooie herinneringen aan een bijeenkomst met collega-speechschrijvers in Oxford; de gezamenlijke avond op een studentenkamer in Trinity College was om in te lijsten.
Look up. Geleefd worden door de iPhone, dat mag minder in het komende jaar. Belangrijkste voornemen voor 2015 en tegelijk het moeilijkste. Maar dit filmpje stond niet voor niks in de top tien van YouTube afgelopen jaar.