Het was aan het begin van deze eeuw dat de accountant zijn rol als onkreukbare notabele verspeelde. Natuurlijk werd er al eerder aan zijn status geknabbeld, net als bij andere vrije beroepsbeoefenaren. Maar vlak na de start van het nieuwe millennium ging het echt mis. Bij de ondergang van de Amerikaanse energiereus Enron draaide een team van niet-zo-onafhankelijke accountants in Houston een berg administratie van de cliënt door de versnipperaar, in een poging te redden wat er te redden viel. Dat resulteerde in het uiteenvallen van één van de meest prestigieuze accountantskantoren ter wereld, dat op dat moment vijfentachtigduizend medewerkers had.
Ooit waren accountants degelijke huisvaders met een eerzaam beroep. Ze werkten vanuit een keurige kantoorvilla in het dorp. Voor de deur stond veelal een hoekige beige Volvo stationcar: een degelijke tank met genoeg bagageruimte voor een vakantie met het hele gezin, liefst op een camping met respect voor de zondagsrust.
Maar de kantoorvilla groeide door vele fusies en overnames uit tot een groot glazen kantoor langs de snelweg. Er werd gepraat over full service concepten, one-stop-shopping, een warenhuis van diensten, global firms. De tarieven stegen, de vennoten noemden zichzelf partners. Minder dan een BMW kon eigenlijk niet op de parkeerplaats. Het aantal Porsches in de top van de organisatie nam toe.
Ondertussen werd de accountant onderwerp van scherpe kritiek. Wie betaalt, bepaalt, riepen de critici. De stevige incidenten rondom accountants hielpen niet. En vier, vijf, zes ton per jaar verdienen roept vragen op, ondanks de keurige uitleg over risicocomponenten, onzeker ondernemerschap en pensioenvoorziening.
Inmiddels wordt er door gebruikers gepleit voor een salarisplafond voor accountants. Hooguit een Balkenendenorm, fulmineren de meer activistische criticasters, die iedere euro meer als 'perverse prikkel' afdoen. Pikant is natuurlijk dat de naamgever van die norm inmiddels zelf werkt bij een groot advieskantoor en dus wat meer naar huis brengt. Als autoliefhebber zoeft de oud-premier nu door het land in zijn eigen Porsche Panamera, door de fabrikant gretig geafficheerd als maatstaf voor succes. Maatstaf voor afgunst, in de optiek van veel minderbedeelden. Auto's roepen nu eenmaal emotie op, dat zie je aan de grote aandacht voor de Maserati van de baas van een woningcorporatie. Een auto die het symbool werd van de graaicultuur aan de top.
Hoe de accountant van aangeschoten wild weer een notabele te maken? Natuurlijk eerst en vooral door het werk beter te doen. Topkwaliteit mag geld kosten. Ik denk dat de oplossing daarbij ook gezocht moet worden in de menssoort die zich tot het accountantsvak geroepen voelt. Dus moeten vanaf de eerste dag van de opleiding de ingebakken integriteit en de onkreukbare inborst weer flink worden benadrukt.
Naïef wellicht, maar geef mij maar weer een degelijke, beetje saaie accountant met zo'n Volvo station. Bij een betrouwbaar beroep horen degelijke, betrouwbare auto's. Accountants rijden geen Porsche. Zo'n lawaaiige Panamera of Cayenne is toch meer iets voor reclamejongens en gewiekste oud-ijzer-handelaren. Niet doen.