De halve zaterdag-Volkskrant bericht over de schelmenstreken van schrijver-columnist Martin Bril, die alweer vijf jaar geleden het tijdelijke voor het eeuwige verruilde. Ten tijde van zijn verscheiden werd hij aanbeden en bezongen in ronkend geschreven necrologieën, waarin het ging over zijn 'ogenschijnlijk simpele maar onnavolgbare stijl'. Vijf jaar later gaat het alleen nog maar over de vermeende commerciële strapatsen van een man die soms even in een knappe Volvo reed, omdat de importeur het wel leuk vond dat hij zo gek was op dat merk. Bril noemde zijn favoriete automerk in zijn stukjes overigens minder vaak dan andere automerken, maar dat wordt gemakshalve graag vergeten. Hij is opeens een corrupte copywriter, die zich liet fêteren door bedrijven in ruil voor wat positieve aandacht in zijn columns. Collega Volkskrant-columnist Max Pam moet er aan te pas komen om de herinnering aan zijn overleden vriend nog enigszins fatsoenlijk te houden. De rest van het journaille danst op het graf. Blijkbaar vergeten velen van hen dat ze zelf ook wel eens worden gevraagd voor een lucratief dagvoorzitterschapje, een betaalde gastcolumn of een debat.
Bril was een scherp observator van de wereld waarin wij leven; een wereld waarin we allen dagelijks duizenden keren worden geconfronteerd met commerciële boodschappen, merkproducten, gesponsorde activiteiten en ga zo maar door. Dat aspect van die wereld kun je natuurlijk in je observaties proberen te vermijden, maar Bril koos er voor om dat niet te doen. Ja, dan zeg je wel eens wat over je nieuwe Volvo, die net zo lekker ruikt en rijdt als iedere andere kersverse auto. Is dat erg? Helemaal niet. En ik kan me niet herinneren dat het destijds iets was om opgewonden over te doen. Er is voor journalisten nog genoeg zinnigs om over te schrijven, lijkt me. Van de doden niets dan goeds.