Het zijn de allereerste zinnen in een inmiddels halfvergaan schriftje van mijn vader, opgeschreven om zes uur 's middags op 10 mei 1940. Op zaterdag 18 mei 1940 had hij er alweer even genoeg van: 'Alles gaat gewoon zijn gang. Het ongewone uitgezonderd. Ik zal nu met dit dagboek ophouden. Maandag moet ik weer naar school.'
Hij hield niet op, maar ging aan het eind van die eerste oorlogszomer verder. Tientallen schriftjes schreef hij uiteindelijk vol; oorlogsherinneringen opgetekend in een keurig klassiek schuin handschrift, zoals kinderen dat toen nog leerden. Bij het uitbreken van de oorlog was hij dertien jaar. Een Amsterdamse schooljongen, wonend aan de Stadionweg in Amsterdam-Zuid. Net als veel anderen begon hij een dagboek om zijn ervaringen vast te leggen, gelardeerd met krantenknipsels, voedselbonnen en andere bewijzen van vijf jaren bezet Nederland.
Mijn vader verloor zijn enige broer Frits, die doodziek terugkwam van tewerkstelling in Duitsland. Hij verloor zijn Joodse vriend David, over wie hij jarenlang op de basisscholen in Breukelen vertelde en die uiteindelijk een prominente plek kreeg tijdens een tentoonstelling in het Amsterdamse Stadsarchief. Heftige ervaringen in het leven van een tienerjongen. Anno nu zijn kinderen vooral van slag als hun iPhone geen verbinding weet te maken. Oorlog is iets abstracts geworden.
Precies vijfenzeventig jaar geleden begon mijn vader met zijn notities. Ik wil er iets mee doen, met al die herinneringen in die schriftjes. Dat ene zinnetje knaagt: 'Alles gaat gewoon zijn gang. Het ongewone uitgezonderd.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten