5 juli 2020

Huidhonger

Ik zie ze al van een flinke afstand. Aan de rand van de wijk staan ze, op de plek waar het wandelpad de huizenrand verlaat om verder te gaan richting het dorpscentrum. Twee vrouwen in een intense, langdurige en vrijwel onbeweeglijke omhelzing. Alsof ze elkaar eeuwen niet gezien hebben. Alsof ze voor lange tijd afscheid van elkaar nemen. Ze vergeten hun omgeving en houden elkaar innig vast. Alsof ze nooit meer los willen laten.
Ik ken ze niet en ze zeggen niets, als ik langs hen heen de wijk uit loop. Ze blijven elkaar vasthouden. Het raakt me in deze tijd van afstandelijkheid, dat intense fysieke contact tussen twee mensen. Iets dat tot een aantal maanden geleden doodnormaal was, is opeens abnormaal geworden. 
Natuurlijk, het moest. We werden geconfronteerd met een onzichtbare vijand, die elk ander mens als koerier kon gebruiken om bij onszelf afgeleverd te worden. En de mogelijke gevolgen waren en zijn, in sommige gevallen, zo gruwelijk dat ze elke beschrijving tarten. Dus verlieten we onze vertrouwde werkomgeving, horecagelegenheid, sportvereniging, vakantiebestemming. Stil en angstig sloten we onszelf op, onrustig wachtend en hopend op betere tijden.
Vier maanden verder zijn we nu en voorzichtig verkennen we weer de grenzen in wat een ander sociaal verkeer is geworden. Onrustig, ongemakkelijk vaak. Wat altijd vanzelfsprekend was, is opeens ongepast gedrag; strafbaar zelfs, als het aan de staat ligt. Inmiddels doet de minister van Volksgezondheid (een man met bloemschoenen, die altijd staat alsof er zojuist een pony tussen zijn benen vandaan is gereden; sinds ik dat las kan ik niet meer gewoon naar Hugo de Jonge kijken) pogingen om wetgeving te maken van wat toch echt noodmaatregelen moeten blijven. Anderhalve meter afstand houden tot de medemens als het nieuwe normaal. Terwijl het dat niet is. De mens is een sociaal wezen. We hebben huidhonger, betoogt psychiater Dirk de Wachter in het gelijknamige boek. Verbinding tussen mensen bestaat niet zonder soms ook aangeraakt te worden. We hebben behoefte aan een arm om ons heen, een welgemeende knuffel op zijn tijd. Een spontane zoen, als dat gepast is. 

Deze week bekeek ik samen met mijn oudste dochters voor het eerst weer een speelfilm in de bioscoop. We zaten op drie stoelen naast elkaar, al wonen zij elk op zichzelf in de stad. Het zij zo, het is mijn eigen kroost, al 25 en 22 jaar. Voor ons kwam een gezelschap van vijf mensen samen binnen. In de zaal werden ze verdeeld: de twee stelletjes uiterst links en uiterst rechts naast elkaar, het vijfde wiel aan de wagen eenzaam in het midden, met naast zich links en rechts drie stoelen leeg. Gelukkig was het een prachtige film.
Later in de week namen wij op het werk afscheid van een geliefde collega, die ruim vier jaar lief en leed met ons had gedeeld. Aan het slot van de afscheidsspeech omhelsde hij, zich zeer bewust van deze nieuwe misdaad, zijn vrouwelijke baas om haar te bedanken voor de mooie woorden en de fijne samenwerking. Goed zo dacht ik, te midden van enkele ontzet kijkende collega’s. 
Laten we, ondanks dat virus en in de wetenschap dat we voorzichtig moeten zijn, niet vergeten dat we ook mensen zijn. Die soms verlangen naar menselijk contact, warmte, intimiteit. Huidhonger. Die graag weer kleine stapjes vooruit willen zetten, terug naar wat altijd normaal was. En wat normaal is.