27 juli 2014

Echtbreuk

In het jaar van mijn echtscheiding kocht ik mijn eerste Alfa Romeo. Of liever gezegd: mijn werkgever kocht hem voor mij via de leasemaatschappij. In de bijna vier jaar daarvoor reed ik een Opel Vectra stationwagon. Donkerblauw, met dieselmotor. Een grote, kale bak, die continu kapot ging. Al op de dag van afleveren moest hij terug naar de dealer voor het resetten van het motormanagementsysteem. En dat euvel kwam regelmatig terug. Als hij twee dagen op Schiphol stil stond, moest ik de ANWB bellen omdat het ding geen sjoege meer gaf. Tijdens de zomervakantie voorafgaand aan het jaar van onze scheiding gaf het motormanagement opnieuw de geest en reed ik drie weken lang op een noodprogramma rond, met tachtig kilometer per uur als topsnelheid. Dan is Umbrië toch heel ver weg. Reparatie ter plekke kon niet. Tot overmaat van ramp brak al op de tweede vakantiedag een van de gasdempers van de achterklep af. Drie weken lang hadden we een stok nodig om de klep open te houden.
Zo snel als het mocht van de leaseboer ruilde ik de Opel in. Om de droefenis rondom de tegelijk spelende scheiding wat te verlichten koos ik als nieuwe leaseauto voor een prachtige zilveren Alfa 156SW. Na de ellende met de Opel ('it's a German') kon immers zelfs een Italiaan alleen maar meevallen. Op de eerste dag in de parkeergarage van mijn werkgever trof ik hem 's middags aan met een kaartje van een collega onder de ruitenwisser. 'Wat een mooie zilveren pijl', stond er op. En dat was het ook. Vanaf de eerste dag groeide het Alfavirus in mij, om niet meer weg te gaan. Na vier jaar zonder één noemenswaardige storing (so much for reputations) moest de Alfa helaas terug naar LeasePlan. Ik kreeg een nieuwe werkgever en geen leaseauto meer. 
Ondertussen had ik Mirjam ontmoet en waren we getrouwd. Onze trouwauto was een fraaie klassieke Alfa Spider in vlammend rood. Naast de keurige MPV die nodig was om het groeiende gezin te vervoeren, kocht ik al snel ook zo'n oude open Italiaan. Ondanks alle nukken, storingen en stevige garagerekeningen hield ik van dat ding. Nog drie Alfa Romeo's volgden; altijd als tweede auto voor papa zelf. De liefde voor de poor man's Ferrari bleef al die jaren onwrikbaar aanwezig, versterkt door clublidmaatschappen, redactieschap van een clubblad en gezamenlijke tourritten. Ik koester het devies van TopGear: zonder Alfa ben je geen ware petrolhead. Het huwelijk met de Italiaanse automobiel  hield dertien jaar stand. Maar nu is het toch voorbij. Op de plaats waar tot voor kort een grommende, gemeenkijkende zescilinder Alfa stond, staat nu een heel klein autootje. Seat Mii, staat er achterop.  Het hoofd heeft gewonnen van het hart. Delen is het devies van de jongste generatie automobilisten en ik doe dat met vrouw en dochterlief. Het benzineslurpende monster is niet meer, zuinig en praktisch is het nieuwe adagium. Het hart bloedt, na dertien jaar prachtig huwelijk vol passie en gulzig kolkende benzine. De muziek van de Italiaanse sportmotor is ingeruild voor braaf gepruttel uit drie cilindertjes.
Vlak na het inruilen gaan we op vakantie naar Italië. Op een enkele zonnige dag na is het er rotweer. God straft onmiddellijk. Gij zult niet echtbreken.