31 oktober 2014

Turks water

De jonge vrouwelijke piloot gaat wat stevig op de rem staan, maar zet de Boeing 737 van Cor en Don verder zonder problemen aan de grond op de Polderbaan. We zijn weer thuis, na een week in een verwenoord aan de rand van Europa. Van de Turkse badplaats Side tot aan de Syrische grens is het nog zo'n achthonderdvijftig kilometer. Ik heb het vooraf toch maar even gecheckt en dagelijks het nieuws over de grensconflicten in de regio gelezen. Met de hele familie op vakantie gaan doe je liever naar een gezellige bestemming.
Mijn schoonvader bereikte dit jaar de pensioengerechtigde leeftijd, keek even in zijn portemonnee en besloot dat een weekje zon nog leuker is met alle nazaten, inclusief aanhang en kleinkinderen. Dus lagen we in de herfstvakantie met twintig mannen, vrouwen en kinderen op ligstoelen aan de zwembadrand, nippend aan een 'ultra all-inclusive' Mojito. De eerste dagen is het onbekommerd genieten van de zon. Maar het is oktober, de weersverandering zit ook in deze regio in de lucht. Na vier dagen strakblauw gaan op donderdag de sluizen open. Wat er normaal in een hele maand kan vallen, valt nu in minder dan een etmaal. Hotelkamers op de begane grond lopen onder, net als de game- en bowlingkelder in het hoofdgebouw van ons resort. Gelukkig liggen onze kamers op een hogere etage.
De ergste regen valt als we net in een taxi onderweg zijn naar het historische centrum van Side. Met een ranzig doekje probeert de Turkse chauffeur de voorruit van zijn taxi enigszins transparant te houden, maar het uitzicht is door de overvloed aan water minimaal. Bijna ziet hij een langs de kant geparkeerde motorfiets over het hoofd. Hoofdschuddend stuurt hij de Fiat bestelauto door kniediep water richting onze bestemming. Bij het uitstappen worden we direct tot op onze huid nat. Ik realiseer me dat ik recent nog een artikel had gelezen waarin stond dat we op vakantie soms risico's nemen die we normaal graag vermijden. De eerdere rit die dag met een overbeladen Dolmusbus versterkt dat gevoel.
Na een drogere vrijdag doet de natuur op de laatste zaterdag extra zijn best om indruk te maken. Onweer, hagel, stortbuien. Het marmeren paleis aan het strand blijkt niet opgewassen tegen zoveel watergeweld: uit alle openingen sijpelt het regenwater. Overal staan bakken om lekkages op te vangen. Tussendoor werkt het personeel keihard om alle bezoekers toch een aangenaam verblijf te bieden, terwijl collega's hun best doen om het water buiten de deur te houden. 
Aan het eind van de middag is het ergste noodweer voorbij. De touringcar die ons 's avonds terugbrengt naar het vliegveld wordt niet meer noemenswaardig gehinderd door modderstromen of afgesloten wegen. Hij voert langs diverse nog veel grotere marmeren paleizen met neonverlichting, om passagiers op te halen. De resorts geven gezamenlijk steeds meer het gevoel dat de Turkse Rivièra een Disneyland voor zonaanbidders is. Waar je cocktails kunt drinken en ongelimiteerd kunt eten zonder zorgen over de rekening. En bij de naastgelegen bazaar Uggs kopen voor minder dan een vijfde van het bedrag waarvoor men in Nederland in de MediaMarkt met elkaar op de vuist gaat. 
Zolang president Erdogan vanuit zijn eigen nog veel grotere paleis het kalifaat buiten de deur weet te houden, is alleen de klimaatverandering voor de toeristenoorden hier een puntje van zorg. Ons resort gaat een week na vertrek enkele maanden dicht voor een reeds geplande renovatie. De waterbestendigheid is ongetwijfeld toegevoegd aan het to do-lijstje. 




15 oktober 2014

Zestig jaar samen

Zij: geboren aan de Kinderdijk bij Rotterdam. Opgegroeid in Indonesië, als oudste dochter van een hardwerkende expatriate. Blootgesteld aan de gruwelen van het Jappenkamp, haar jongste zusje verloren. Na de oorlog teruggekeerd naar Soerabaja. Als tienermeisje vanaf de veranda zwaaiend naar de Nederlandse militairen, die langsreden tijdens de Politionele Acties. Als jonge vrouw alleen teruggekeerd naar Nederland, in afwachting van de rest van de familie. In dienst bij Shell als administratief medewerkster. In 1954 op een bootje gestapt waar ook een blonde jongeman op zat.
Hij: geboren in Amsterdam, opgegroeid in Zuid bij het Olympisch Stadion. Als tienerjongen in de oorlog zowel zijn enige broer als zijn beste vriend verloren. In dienst bij Shell in Amsterdam, maar tussendoor bijna vier jaar lang als militair uitgezonden naar Indonesië, in het kader van de Politionele Acties. Vanaf zijn militaire voertuig zwaaiend naar de tienermeisjes op de veranda van dat huis in Soerabaja. Na terugkeer in Nederland zijn toenmalige verloofde ingewisseld voor een zeilboot, om zijn oorlogservaringen te kunnen verwerken. Opnieuw aan het werk voor Shell. In 1954 op een bootje gestapt waar ook een aantrekkelijke donkerharige jonge vrouw op zat.
Samen: getrouwd in oktober 1954 en gaan wonen in een koud flatje in Vlaardingen. Eerste zoon gekregen in 1957. Verhuisd naar een nieuwbouwwijk in Hoogvliet. Tweede zoon gekregen in 1961, derde zoon in 1965. In 1970 verhuisd naar Breukelen, wegens overplaatsing van hem naar het Shell laboratorium in Amsterdam. Hij een loopbaan als bedrijfsjournalist, zij fulltime moeder en vrijwilligster bij de lokale bibliotheek, bij de middelbare school en als natuurgids. Drie zoons grootgebracht en het ouderlijk huis zien verlaten. Samen genieten van een welverdiend pensioen. Vier prachtige kleindochters gekregen. Vertrek van de oudste zoon naar midden-Frankrijk. Onmetelijk verdriet over het verlies van de jongste zoon door een slopende ziekte. Zij fysiek wat brozer, hij steeds dover en last van zijn geheugen. Zestig jaar lief en leed. Nog altijd een arm om elkaar heen. Maatjes door dik en dun. Hardwerkend, liefdevol en bescheiden hun bijdrage geleverd aan de wederopbouw van ons land.
Julius Harmanus Schweppe, geboren 1 juli 1926. Martina Francina Schweppe-Burger, geboren 16 januari 1932. Getrouwd op 15 oktober 1954. Vandaag precies zestig jaar geleden. Aan feestelijkheden hebben ze geen behoefte. Het bezoek van de burgemeester is beleefd geweigerd. Ze vieren hun diamanten huwelijk met zijn tweeën, in een hotel op de Veluwe. Mijn lieve, prachtige ouders. Toen, nu, straks en tot in eeuwigheid: ik houd van jullie. Gefeliciteerd.


2 oktober 2014

Treinleven

Gedurende de eerste jaren van mijn niet zo heel fel glanzende carrière maakte ik gebruik van het openbaar vervoer om de werkgever te bereiken. Met de trein vanuit mijn dorpje aan de Vecht richting hoofdstad en daarna de bus; van het Amstelstation naar een kantoorpand in Buitenveldert. Dat hield ik vol totdat een langdurige staking van het spoorwegpersoneel dwong tot een alternatief. Mijn buurjongen had al een eigen auto en zijn werkplek lag gunstig ten opzichte van die van mij. Poulen dus, dat ik later enige tijd ook nog deed met een collega. Het bewees voor mij al snel de voordelen van de automobiel ten opzichte van bus en trein. En dus verscheen de eerste oude Mini voor de deur.

Zeker een kwart eeuw heb ik vervolgens bijna geen gebruik meer gemaakt van het openbaar vervoer. Ik werd een overtuigde automobilist, helemaal toen ik mij begon te verplaatsen in vehikels van Italiaanse makelij. Een ronkende sportmotor in een koetswerk met de uitstraling van een Milanees maatpak, daar deden ook het fileleed en een regelmatig verontrustend hoge garagerekening nauwelijks afbreuk aan. Zeker de latere dakloze exemplaren maakten zelfs van gewoon woon-werkverkeer een dagelijks feest, vol afgunstige blikken van mede-filerijders.
Die mooie tijden zijn voorbij sinds ik met mijn oudste dochter een piepklein autootje deel, om samen naar werk en studie in de hoofdstad te geraken. Het is de Spaanse variant van de VW Up, een wagentje met een wat Apple-achtige coole uitstraling. Strak, basic, zuinig en nog prima rijdend ook.
Geen zorg dus, zou je zeggen, ware het niet dat het autodelen toch niet altijd zo goed in elkaar te passen blijkt als gehoopt. Dus zit ik voor het eerst in lange tijd weer regelmatig in een trein, terwijl dochterlief over 's heren wegen snelt met de kleine spanjool.
Die trein is in een kwart eeuw wel wat gemoderniseerd. Keurige schermen geven de te volgen route aan, een geprogrammeerde vriendelijke vrouwenstem vertelt welke halte de volgende is. De OV-app op de smartphone is heel wat handiger dan dat spoorboekje van destijds. Ook de bebording op de stations is er op vooruit gegaan qua informatiewaarde. En de OV-chipkaart is zeker makkelijk in het gebruik, al vraag ik me wanhopig af waarom dat ding eerst zeven euro vijftig moet kosten, voordat je hem überhaupt kunt gaan opladen. Dat voelt minstens zo hebberig als de basisstrip van destijds op de oude strippenkaart.
Niet echt veranderd: nog altijd is het treinleven in de spits een moeizame belevenis, met rijtuigen die soms zo vol zijn dat het doet denken aan openbaar vervoer in Japanse steden. Voor het bedrag dat de NS in rekening brengt is een zitplaats toch niet te veel gevraagd. Het aantal storingen en vertragingen is nog steeds aanzienlijk en het niet goed op elkaar afstemmen van overstapmomenten vind ik onbegrijpelijk. Maar toch: ik zit weer af en toe in een trein en dat gaat best. Alleen de ronk van de Italiaanse sportmotor, die mis ik elke dag.




31 augustus 2014

Autowarenhuis

Het centrum van Rotterdam is op de laatste dag van augustus omgetoverd in een decor voor brullende raceauto's. Autosportfans verdringen zich, gewapend met trapjes en krukjes, langs het parcours van de Rotterdam City Racing om een zestienjarig racetalent in een Formule 1-auto te zien botsen met de afzetting. De vele langsflitsende pk-monsters, het donuts draaien in een wolk van verbrand rubber, de pitspoezen in strakke latexpakjes: het brengt nog altijd ruim zeshonderdduizend autoliefhebbers op de been.
Zo bezien is het opmerkelijk dat de verkoop van automobielen inmiddels is teruggelopen naar het niveau van 1969, toen ons landje vier miljoen minder inwoners telde dan nu. De branche gaat voor dit jaar uit van zo'n driehonderdtachtigduizend stuks, weer ruim dertigduizend minder dan in 2013. Dat is niet zo vreemd. Het zijn in alle opzichten onzekere tijden. En auto's gaan een stuk langer mee dan vroeger, dus een jaartje langer doorrijden is geen straf meer. In de tijd dat mijn vader zijn eerste Citroën 2CV over de Groene Kruisweg bij Rotterdam stuurde was een auto bij een ton op de teller toch wel op. Nu haal je moeiteloos twee keer die afstand. En dan is een servicebeurt om de dertigduizend kilometer genoeg, dat moest destijds ook veel vaker. Er is, kortom, niet zo veel meer te verdienen in de automobielsector. We leven in een tijd waarin de autohandel eigenlijk heel anders georganiseerd moet worden. De lokale garagist met vijf autootjes in de showroom en treurige koffie in dito bekertjes: het kan niet meer. Een beperkt aantal grote, professionele autowarenhuizen door het land is genoeg. Leuk, zo'n proefrit, maar daarvoor kun je ook best wat verder rijden, als je het echt nodig vindt. Handiger is natuurlijk je auto helemaal op maat online bestellen. Met een goeie configurator, videofilmpjes en gebruikerservaringen heb je eigenlijk geen showroom meer nodig. Afhalen in een centraal autohuis en het beperkte onderhoud laten plegen door gecombineerde servicebedrijven. Zeg maar de Kwikfit-Plus, gericht op een aantal merken tegelijk. De techniek onderhuids is vaak dezelfde, dus waarom zou dat niet kunnen?
Hoofdsponsor VKV Groep had bij de Rotterdam City Racing zijn merkportfolio netjes bij elkaar gezet op een eigen terrein: Nissan, Renault, Dacia en Infinity. Die merken kunnen dus ook in een grote combivestiging samen worden verkocht. Bijna alle automerken zitten in samenwerkingsverbanden en gebruiken elkaars techniek. Toch zitten VW, Audi, Porsche, Seat en Skoda nu allemaal naast elkaar met eigen dure panden langs de A2 aan de rand van Amsterdam. Een mega-combipand, dat lijkt me veel economischer. En leuker bovendien: een mini-AutoRAI voor potentiële kopers, maar zonder entreeprijs.
Rest de vraag of het erg is, minder verkochte auto's. Voor de sector zelf wel. Maar vanuit milieu-oogpunt is het eerder hoopgevend dat veel jonge mensen minder hebben met autobezit en net zo lief reizen met de trein of de metro - dan kunnen ze onderweg tenminste hun smartphone blijven gebruiken. Het overgrote deel van de auto's staat vooral stil. Niet voor niets is het delen van auto's steeds populairder aan het worden. Tot het moment dat de overheid zijn inkomsten uit de eeuwige melkkoe daardoor te veel ziet teruglopen, dan wordt ook dat ongetwijfeld aan banden gelegd. Net zoals nu al dreigt voor mooie ideeën als Airbnb en Uber. Net zoals eerder werd ingegrepen toen te veel mensen, gestimuleerd door diezelfde onbetrouwbare overheid, hun oude vervuilende auto inruilden tegen een klein, economisch autootje waarover geen wegenbelasting verschuldigd was. Nu betaal je daarvoor opeens dubbel tarief, want ja, die eco-auto is toch echt een dieseltje. Zo wordt ieder fiscaal gaatje in de wetgeving snel gedicht als het te populair wordt. Jammer dat ze daarbij even die lelijke Mitsubishi Outlander PHEV (gratis geld!) over het hoofd hadden gezien. Over vier jaar wordt de tweedehandsmarkt getroffen door een tsunami van die dingen, als alle duizenden Foutlanders die in de laatste twee maanden van 2013 zijn afgeleverd in één keer moeten worden ingeruild. Misschien kunnen we daar alvast een mega-autohuis voor gaan bouwen. Op een plek waar nooit iemand komt. In Noord-Oost Groningen of zo, boven op een flinke breuklijn van een gasveld.






27 juli 2014

Echtbreuk

In het jaar van mijn echtscheiding kocht ik mijn eerste Alfa Romeo. Of liever gezegd: mijn werkgever kocht hem voor mij via de leasemaatschappij. In de bijna vier jaar daarvoor reed ik een Opel Vectra stationwagon. Donkerblauw, met dieselmotor. Een grote, kale bak, die continu kapot ging. Al op de dag van afleveren moest hij terug naar de dealer voor het resetten van het motormanagementsysteem. En dat euvel kwam regelmatig terug. Als hij twee dagen op Schiphol stil stond, moest ik de ANWB bellen omdat het ding geen sjoege meer gaf. Tijdens de zomervakantie voorafgaand aan het jaar van onze scheiding gaf het motormanagement opnieuw de geest en reed ik drie weken lang op een noodprogramma rond, met tachtig kilometer per uur als topsnelheid. Dan is Umbrië toch heel ver weg. Reparatie ter plekke kon niet. Tot overmaat van ramp brak al op de tweede vakantiedag een van de gasdempers van de achterklep af. Drie weken lang hadden we een stok nodig om de klep open te houden.
Zo snel als het mocht van de leaseboer ruilde ik de Opel in. Om de droefenis rondom de tegelijk spelende scheiding wat te verlichten koos ik als nieuwe leaseauto voor een prachtige zilveren Alfa 156SW. Na de ellende met de Opel ('it's a German') kon immers zelfs een Italiaan alleen maar meevallen. Op de eerste dag in de parkeergarage van mijn werkgever trof ik hem 's middags aan met een kaartje van een collega onder de ruitenwisser. 'Wat een mooie zilveren pijl', stond er op. En dat was het ook. Vanaf de eerste dag groeide het Alfavirus in mij, om niet meer weg te gaan. Na vier jaar zonder één noemenswaardige storing (so much for reputations) moest de Alfa helaas terug naar LeasePlan. Ik kreeg een nieuwe werkgever en geen leaseauto meer. 
Ondertussen had ik Mirjam ontmoet en waren we getrouwd. Onze trouwauto was een fraaie klassieke Alfa Spider in vlammend rood. Naast de keurige MPV die nodig was om het groeiende gezin te vervoeren, kocht ik al snel ook zo'n oude open Italiaan. Ondanks alle nukken, storingen en stevige garagerekeningen hield ik van dat ding. Nog drie Alfa Romeo's volgden; altijd als tweede auto voor papa zelf. De liefde voor de poor man's Ferrari bleef al die jaren onwrikbaar aanwezig, versterkt door clublidmaatschappen, redactieschap van een clubblad en gezamenlijke tourritten. Ik koester het devies van TopGear: zonder Alfa ben je geen ware petrolhead. Het huwelijk met de Italiaanse automobiel  hield dertien jaar stand. Maar nu is het toch voorbij. Op de plaats waar tot voor kort een grommende, gemeenkijkende zescilinder Alfa stond, staat nu een heel klein autootje. Seat Mii, staat er achterop.  Het hoofd heeft gewonnen van het hart. Delen is het devies van de jongste generatie automobilisten en ik doe dat met vrouw en dochterlief. Het benzineslurpende monster is niet meer, zuinig en praktisch is het nieuwe adagium. Het hart bloedt, na dertien jaar prachtig huwelijk vol passie en gulzig kolkende benzine. De muziek van de Italiaanse sportmotor is ingeruild voor braaf gepruttel uit drie cilindertjes.
Vlak na het inruilen gaan we op vakantie naar Italië. Op een enkele zonnige dag na is het er rotweer. God straft onmiddellijk. Gij zult niet echtbreken. 


30 juni 2014

Accountants rijden geen Porsche

Het was aan het begin van deze eeuw dat de accountant zijn rol als onkreukbare notabele verspeelde. Natuurlijk werd er al eerder aan zijn status geknabbeld, net als bij andere vrije beroepsbeoefenaren. Maar vlak na de start van het nieuwe millennium ging het echt mis. Bij de ondergang van de Amerikaanse energiereus Enron draaide een team van niet-zo-onafhankelijke accountants in Houston een berg administratie van de cliënt door de versnipperaar, in een poging te redden wat er te redden viel. Dat resulteerde in het uiteenvallen van één van de meest prestigieuze accountantskantoren ter wereld, dat op dat moment vijfentachtigduizend medewerkers had.
Ooit waren accountants degelijke huisvaders met een eerzaam beroep. Ze werkten vanuit een keurige kantoorvilla in het dorp. Voor de deur stond veelal een hoekige beige Volvo stationcar: een degelijke tank met genoeg bagageruimte voor een vakantie met het hele gezin, liefst op een camping met respect voor de zondagsrust.
Maar de kantoorvilla groeide door vele fusies en overnames uit tot een groot glazen kantoor langs de snelweg. Er werd gepraat over full service concepten, one-stop-shopping, een warenhuis van diensten, global firms. De tarieven stegen, de vennoten noemden zichzelf partners. Minder dan een BMW kon eigenlijk niet op de parkeerplaats. Het aantal Porsches in de top van de organisatie nam toe.
Ondertussen werd de accountant onderwerp van scherpe kritiek. Wie betaalt, bepaalt, riepen de critici. De stevige incidenten rondom accountants hielpen niet. En vier, vijf, zes ton per jaar verdienen roept vragen op, ondanks de keurige uitleg over risicocomponenten, onzeker ondernemerschap en pensioenvoorziening.
Inmiddels wordt er door gebruikers gepleit voor een salarisplafond voor accountants. Hooguit een Balkenendenorm, fulmineren de meer activistische criticasters, die iedere euro meer als 'perverse prikkel' afdoen. Pikant is natuurlijk dat de naamgever van die norm inmiddels zelf werkt bij een groot advieskantoor en dus wat meer naar huis brengt. Als autoliefhebber zoeft de oud-premier nu door het land in zijn eigen Porsche Panamera, door de fabrikant gretig geafficheerd als maatstaf voor succes. Maatstaf voor afgunst, in de optiek van veel minderbedeelden. Auto's roepen nu eenmaal emotie op, dat zie je aan de grote aandacht voor de Maserati van de baas van een woningcorporatie. Een auto die het symbool werd van de graaicultuur aan de top.

Hoe de accountant van aangeschoten wild weer een notabele te maken? Natuurlijk eerst en vooral door het werk beter te doen. Topkwaliteit mag geld kosten. Ik denk dat de oplossing daarbij ook gezocht moet worden in de menssoort die zich tot het accountantsvak geroepen voelt. Dus moeten vanaf de eerste dag van de opleiding de ingebakken integriteit en de onkreukbare inborst weer flink worden benadrukt.
Naïef wellicht, maar geef mij maar weer een degelijke, beetje saaie accountant met zo'n Volvo station. Bij een betrouwbaar beroep horen degelijke, betrouwbare auto's. Accountants rijden geen Porsche. Zo'n lawaaiige Panamera of Cayenne is toch meer iets voor reclamejongens en gewiekste oud-ijzer-handelaren. Niet doen.



31 mei 2014

Graaiers

In het kielzog van de kredietcrisis heeft de term 'graaiers' een grote vlucht genomen. Het woord is synoniem geworden voor topmannen van financiële instellingen en andere commerciële organisaties, die gretig hun zakken vulden terwijl medewerkers op straat kwamen te staan. Grootverdieners die zich na een - soms kort en weinig succesvol - dienstverband als bestuurder lieten wegsturen met een fortuin. Genoeg geld om de rest van je leven vanaf je jacht, al champagne drinkend, neer te kijken op het gepeupel, zonder gewetensbezwaren. Graaiers zitten overal, ook in de politiek. Eerst schuimbekken ze over de 'exorbitante zelfverrijking' van bestuurders, om daarna voor veel geld zelf commissaris te worden bij een grote bank.
De volkswoede over graaiende topmannen is begrijpelijk, want het doet zeer als je zelf werkeloos bent en moet toekijken hoe gewiekste bazen alleen oog hebben voor hun persoonlijke gewin. Iemand als Rijkman Groenink heet een graaier: een bank naar de verdommenis helpen en daarna met dertig miljoen op zak een kasteel bouwen aan de rand van een keurig dorpje aan de Vecht. Maar wat te denken van een voetballer die, amper twintig jaar oud, komt voorrijden bij de training van het Nederlands elftal? In een Audi R8, een sportwagen met een vanafprijs van ruim honderdtweeëntachtigduizend euro. Is dat een graaier? Wat te denken van een voetbalcoach die wordt weggestuurd na een slecht seizoen en nog even een paar miljoen meekrijgt als afkoopsom? De laatste twee zijn in de ogen van velen vooral helden.
Ik werk al heel lang voor accountants; eerst voor een Big Four-kantoor en inmiddels alweer jaren voor de overkoepelende beroepsorganisatie. Ooit waren accountants de notabelen van het dorp, samen met de huisarts, de dominee en de notaris. Maar inmiddels huizen ze in enorme glazen kantoren, met zacht ronkende zwarte BMW's in de parkeergarage. Dat helpt niet bij de integere uitstraling. Onder druk van commercieel belang hebben ze bovendien zaken laten gebeuren die niet passen bij hun beroepscode. Dat is niet fraai en het moet beter. Daar zijn we het allemaal over eens.
De media hebben zich er gretig op gestort; accountants zijn de nieuwe zondebokken, na de bankiers. De krant staat er dagelijks vol van. In DWDD praten Matthijs van Nieuwkerk en Jeroen Smit liefst tien minuten lang over de bonentellers. 'Greed, hebzucht', daar komt het allemaal van, aldus beide journalisten. Waar of niet waar, het voelt wat opmerkelijk uit de mond van een presentator die jaarlijks vijfhonderdendrieduizend euro verdient bij de Verenigde Arbeiders Radio Amateurs. Ik gun Matthijs iedere cent van dat bedrag, want hij werkt er hard genoeg voor. Maar toch.

Deze week hoorde ik een topbestuurder van een veelgeplaagd accountantskantoor uit Amstelveen excuses maken tegenover veertig van zijn collega-beroepsgenoten. Het voelde oprecht, kwetsbaar en nederig en werd met applaus beloond.
Drie dagen later richt de krant van wakker Nederland zijn pijlen op een volgend kantoor, waarvan de partners ook zouden 'graaien met vastgoed'. De strenge onafhankelijkheidsregels voor accountants maken het hen bijna onmogelijk om in aandelen te beleggen. Dus zoeken ze naar andere voorzieningen voor hun pensioen. Voor een beroepsgroep die zwaar onder vuur ligt blijkt een belegging in vastgoed echter ook een brug te ver.
Om dat meteen 'graaien' te noemen, dat vind ik toch inflatie van dat begrip. Laten we de aanduiding 'graaiers' wel exclusief houden voor hen die dat echt verdienen. Een rijk man is niet meteen een Rijkman. Beleggen in vastgoed als pensioenvoorziening of miljoenen pakken met falend bestuur, dat zijn toch twee dingen. 
Naast het artikel over de geplaagde accountants staat op de voorpagina van De Telegraaf een grote foto van het Nederlands elftal. De twintigjarige jongen met die Audi van bijna twee ton staat rechts. 'Oranjeliefde bloeit op', staat er onder. 'Graaiers', dacht ik zelf meteen. Maar ik heb dan ook niks met voetbal.




30 april 2014

Schelmenstreken

De halve zaterdag-Volkskrant bericht over de schelmenstreken van schrijver-columnist Martin Bril, die alweer vijf jaar geleden het tijdelijke voor het eeuwige verruilde. Ten tijde van zijn verscheiden werd hij aanbeden en bezongen in ronkend geschreven necrologieën, waarin het ging over zijn 'ogenschijnlijk simpele maar onnavolgbare stijl'. Vijf jaar later gaat het alleen nog maar over de vermeende commerciële strapatsen van een man die soms even in een knappe Volvo reed, omdat de importeur het wel leuk vond dat hij zo gek was op dat merk. Bril noemde zijn favoriete automerk in zijn stukjes overigens minder vaak dan andere automerken, maar dat wordt gemakshalve graag vergeten. Hij is opeens een corrupte copywriter, die zich liet fêteren door bedrijven in ruil voor wat positieve aandacht in zijn columns. Collega Volkskrant-columnist Max Pam moet er aan te pas komen om de herinnering aan zijn overleden vriend nog enigszins fatsoenlijk te houden. De rest van het journaille danst op het graf. Blijkbaar vergeten velen van hen dat ze zelf ook wel eens worden gevraagd voor een lucratief dagvoorzitterschapje, een betaalde gastcolumn of een debat.
Bril was een scherp observator van de wereld waarin wij leven; een wereld waarin we allen dagelijks duizenden keren worden geconfronteerd met commerciële boodschappen, merkproducten, gesponsorde activiteiten en ga zo maar door. Dat aspect van die wereld kun je natuurlijk in je observaties proberen te vermijden, maar Bril koos er voor om dat niet te doen. Ja, dan zeg je wel eens wat over je nieuwe Volvo, die net zo lekker ruikt en rijdt als iedere andere kersverse auto. Is dat erg? Helemaal niet. En ik kan me niet herinneren dat het destijds iets was om opgewonden over te doen. Er is voor journalisten nog genoeg zinnigs om over te schrijven, lijkt me. Van de doden niets dan goeds.


31 maart 2014

Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan

De vrouw in de deuropening heb ik zeker een kwart eeuw niet gezien. Maar haar stemgeluid is onmiskenbaar en ook haar uiterlijk oogt meteen bekend, al zit de herinnering diep. Ooit, in 1959, vestigde zij zich met haar man, net als mijn ouders, op het nieuwe land ten zuiden van Rotterdam, onder de rook van het Botlekgebied. De Meeuwenplaat, een wijk in Hoogvliet. Bescheiden maar keurige nieuwbouwwoningen voor jonge gezinnen, mensen die in Zuid-Holland bijdroegen aan de wederopbouw en groei van Nederland.
Ze werden buren en meer dan dat. Vrienden voor het leven. De wijk groeide op, kinderen werden geboren. Zorgeloos speelden wij als peuters en kleuters op het nog autoloze pleintje van het Meervalpad. Na een paar jaar verschenen er de eerste vervoermiddelen. Een Citroën 2CV voor mijn vader, met deuren die nog naar de verkeerde kant opengingen en een topsnelheid van tachtig kilometer per uur. Maar het was vervoer en tachtig was meer dan hard genoeg. Dus koos ook de vriendelijke buurman voor zo'n eendje. Het waren jaren van hard werken, eenvoud en groot geluk.
Na ruim elf jaar, in 1970, werd mijn vader door zijn werkgever-voor-het-leven overgeplaatst naar Amsterdam. We vertrokken uit de vriendelijke woonwijk en vestigden ons tussen Utrecht en de hoofdstad. De vriendschap met de oude buren bleef, al werd het contact minder. Zij verruilden de hectiek van de regio Rotterdam uiteindelijk voor de rust van Zeeland.
Inmiddels heeft de vrouw haar echtgenoot moeten begraven en woont ze alleen in de geboorteplaats van oud-premier Jan Peter Balkenende. Een rustig, gereformeerd Zeeuws dorpje. Na jaren zoeken we haar weer op, mijn ouders en ik. Ze is grijs en doof en diep in de tachtig. Maar ze heeft nog steeds de energie van de vroegere sportlerares, die ooit de ochtendgymnastiek presenteerde op de nationale radio, als opvolgster van de beroemde Ab Goubitz.
Herinneringen worden opgehaald, fotoalbums komen uit de kast. Elf bewogen jaren deelden ze samen, genoeg voor een leven lang stof voor gesprek. Ze geniet van de conversatie en laat ons met gepaste tegenzin weer gaan. Het afscheid is hartelijk. In de deuropening zwaait ze ons na en pakt tegelijk de post van de deurmat. De Groene Amsterdammer, niet echt typische Zeeuws-gereformeerde post. Tannie van Rossen, oud-gymnastieklerares. Haar geest traint ze nog elke dag.

Update 2018: Niemand heeft het eeuwige leven, zelfs een gymlerares niet. Ruim twee jaar na mijn ouders is ook Tannie uit het leven gegleden. Gelukkig eert Peter de Waard haar in de Volkskrant met een prachtig portret. Rust zacht, buurvrouw.


10 februari 2014

Toedeloe

Mijn prachtige broer Jort overleed in november 2010, dik een half jaar nadat hij had gehoord dat hij ongeneeslijk ziek was. Hij was een fanatieke golfspeler. Op de muur van zijn vaste golfbaan bij Amsterdam prijkt zijn naam nog fier als winnaar van menig toernooi. De laatste jaren van zijn carrière werkte hij aan de opzet en uitbouw van ANWB Golf; een virtuele club, de toekomst van de golfsport.
Hoewel hij steeds zwakker werd speelde hij door zolang hij kon. In juli 2010 sloot hij zijn golfpassie af met een gouden ronde op de AGC, die hij speelde met zijn golfmaatje Eric Treurniet. Ondanks zijn haperende lichaam speelde hij de baan in het aantal slagen dat ervoor staat en gaf Eric het nakijken. Toen was het genoeg en moest zijn golfset noodgedwongen aan de kant.
Tijdens het memorialtoernooi dat door de ANWB sindsdien jaarlijks voor Jort wordt gehouden, is Eric een vaste bezoeker. Hij is een inspirerend ondernemer, die zijn enthousiasme graag via allerlei kanalen met anderen deelt. Eric bedacht 2theloo; een winkelconcept dat smaakvol tegemoet komt aan een praktisch probleem. Een succesformule, die in amper drie jaar tijd zijn weg al vindt door heel Europa en ongetwijfeld verder groeit in de komende jaren. Zijn succes als ondernemer is zichtbaar in de auto die Eric rijdt: een Porsche 911. Sterk, snel, betrouwbaar en mooi. Maar ook eigenzinnig, met zijn sportmotor achterin. Hij vraagt soms om een geoefende hand. Op vrijdagmorgen 7 februari stuurt Eric hem door de regen bij Kortrijk, verliest de controle over het stuur en boort in een lichtmast. Hij is pas vierenveertig jaar; alle hulp komt voor hem te laat. Een succesvol en inspirerend ondernemer, echtgenoot en vader is niet meer.
De wekelijkse berichten over ongelukken rondom het weekend zeggen me meestal niet veel. Het zijn regels in de krant van maandag. Maar deze hakt er in, hoewel ik het slachtoffer eigenlijk niet kende. Hij was een goede vriend van Jort, één van de weinigen die wist van zijn ziekte. Mijn broer heeft er op de wolken een golfmaatje bij. Doe hem de groeten daarboven, Eric. Het leven is oneerlijk, soms. Toedeloe.


20 januari 2014

Tot in de hemel

Het RTL Ontbijtnieuws bericht over een megaclaim tegen een groot accountantskantoor, ingediend door obligatiehouders van een al twintig jaar geleden gesloten vrachtwagenfabriek. Het item duurt hooguit dertig seconden. Ik zie beelden van fabrieksarbeiders die vrachtwagens in elkaar schroeven en daarna het enige beeld dat het RTL Nieuws zo gauw kon vinden van het accountantskantoor: een glazen gevel, van onderaf zo gefilmd dat het kantoor tot in de hemel lijkt te reiken. 
Het FD schrijft in dezelfde week over een Amerikaanse zakenbank. De foto erbij: grote glazen kantoren van onderaf gefotografeerd, die tot in de hemel reiken. Ik heb daarna een paar dagen de visualisering van berichten over banken, verzekeraars, consultants en accountantskantoren vergeleken en het is overal hetzelfde. Het enige beeld dat de lezers en kijkers krijgen van zulke organisaties zijn grote glazen gevels. Onneembare vestingen waarbinnen onzichtbare en dus vast onoorbare zaken plaatsvinden. Als er al eens een interview met een topman wordt gepubliceerd, dan wordt de grote baas steevast gefotografeerd in een ruimte die oogt als een balzaal, gelegen op de hoogste etage, met ramen die uitzicht geven op het gepeupel diep beneden op de begane grond. Als ik ergens een claim zou indienen was het ook daar. Je moet het halen waar het zit.
Ooit werkte ik zelf bij een groot internationaal accountantskantoor en maakte daarvoor een korte corporate video. Vol met beelden van accountants en adviseurs aan het werk: in vergadering, achter computers of bezig met het opnemen van voorraden in magazijnen. Toen het filmpje klaar was stuurde ik exemplaren ervan naar televisierubrieken, zodat ze wat beeld van de organisatie hadden. Toen we korte tijd later in het nieuws kwamen zag ik vrijwel de hele corporate video terug tijdens het journaal. Media hebben beeld nodig en als je 's nachts een bericht in elkaar moet timmeren om bij het ontbijtjournaal een primeurtje te hebben, pak je wat er op de plank ligt.
Misschien moet corporate Nederland iets meer laten zien van wat er eigenlijk allemaal achter die glazen gevels wordt gedaan. Misschien moeten topmannen eisen dat ze in het lulligste vergaderkamertje op de begane grond worden gefotografeerd voor een interview. Misschien moeten adviseurs en bankiers anno nu niet meer kiezen voor het grootste pand langs de snelweg, maar een iets lager kantoor drie rijen naar achteren, met alleen een metalen bordje bij de ingang, in plaats van grote neonletters op het dak. Als het stormt moet je zorgen dat je niet vol in de wind gaat staan.