31 oktober 2014

Turks water

De jonge vrouwelijke piloot gaat wat stevig op de rem staan, maar zet de Boeing 737 van Cor en Don verder zonder problemen aan de grond op de Polderbaan. We zijn weer thuis, na een week in een verwenoord aan de rand van Europa. Van de Turkse badplaats Side tot aan de Syrische grens is het nog zo'n achthonderdvijftig kilometer. Ik heb het vooraf toch maar even gecheckt en dagelijks het nieuws over de grensconflicten in de regio gelezen. Met de hele familie op vakantie gaan doe je liever naar een gezellige bestemming.
Mijn schoonvader bereikte dit jaar de pensioengerechtigde leeftijd, keek even in zijn portemonnee en besloot dat een weekje zon nog leuker is met alle nazaten, inclusief aanhang en kleinkinderen. Dus lagen we in de herfstvakantie met twintig mannen, vrouwen en kinderen op ligstoelen aan de zwembadrand, nippend aan een 'ultra all-inclusive' Mojito. De eerste dagen is het onbekommerd genieten van de zon. Maar het is oktober, de weersverandering zit ook in deze regio in de lucht. Na vier dagen strakblauw gaan op donderdag de sluizen open. Wat er normaal in een hele maand kan vallen, valt nu in minder dan een etmaal. Hotelkamers op de begane grond lopen onder, net als de game- en bowlingkelder in het hoofdgebouw van ons resort. Gelukkig liggen onze kamers op een hogere etage.
De ergste regen valt als we net in een taxi onderweg zijn naar het historische centrum van Side. Met een ranzig doekje probeert de Turkse chauffeur de voorruit van zijn taxi enigszins transparant te houden, maar het uitzicht is door de overvloed aan water minimaal. Bijna ziet hij een langs de kant geparkeerde motorfiets over het hoofd. Hoofdschuddend stuurt hij de Fiat bestelauto door kniediep water richting onze bestemming. Bij het uitstappen worden we direct tot op onze huid nat. Ik realiseer me dat ik recent nog een artikel had gelezen waarin stond dat we op vakantie soms risico's nemen die we normaal graag vermijden. De eerdere rit die dag met een overbeladen Dolmusbus versterkt dat gevoel.
Na een drogere vrijdag doet de natuur op de laatste zaterdag extra zijn best om indruk te maken. Onweer, hagel, stortbuien. Het marmeren paleis aan het strand blijkt niet opgewassen tegen zoveel watergeweld: uit alle openingen sijpelt het regenwater. Overal staan bakken om lekkages op te vangen. Tussendoor werkt het personeel keihard om alle bezoekers toch een aangenaam verblijf te bieden, terwijl collega's hun best doen om het water buiten de deur te houden. 
Aan het eind van de middag is het ergste noodweer voorbij. De touringcar die ons 's avonds terugbrengt naar het vliegveld wordt niet meer noemenswaardig gehinderd door modderstromen of afgesloten wegen. Hij voert langs diverse nog veel grotere marmeren paleizen met neonverlichting, om passagiers op te halen. De resorts geven gezamenlijk steeds meer het gevoel dat de Turkse Rivièra een Disneyland voor zonaanbidders is. Waar je cocktails kunt drinken en ongelimiteerd kunt eten zonder zorgen over de rekening. En bij de naastgelegen bazaar Uggs kopen voor minder dan een vijfde van het bedrag waarvoor men in Nederland in de MediaMarkt met elkaar op de vuist gaat. 
Zolang president Erdogan vanuit zijn eigen nog veel grotere paleis het kalifaat buiten de deur weet te houden, is alleen de klimaatverandering voor de toeristenoorden hier een puntje van zorg. Ons resort gaat een week na vertrek enkele maanden dicht voor een reeds geplande renovatie. De waterbestendigheid is ongetwijfeld toegevoegd aan het to do-lijstje. 




15 oktober 2014

Zestig jaar samen

Zij: geboren aan de Kinderdijk bij Rotterdam. Opgegroeid in Indonesië, als oudste dochter van een hardwerkende expatriate. Blootgesteld aan de gruwelen van het Jappenkamp, haar jongste zusje verloren. Na de oorlog teruggekeerd naar Soerabaja. Als tienermeisje vanaf de veranda zwaaiend naar de Nederlandse militairen, die langsreden tijdens de Politionele Acties. Als jonge vrouw alleen teruggekeerd naar Nederland, in afwachting van de rest van de familie. In dienst bij Shell als administratief medewerkster. In 1954 op een bootje gestapt waar ook een blonde jongeman op zat.
Hij: geboren in Amsterdam, opgegroeid in Zuid bij het Olympisch Stadion. Als tienerjongen in de oorlog zowel zijn enige broer als zijn beste vriend verloren. In dienst bij Shell in Amsterdam, maar tussendoor bijna vier jaar lang als militair uitgezonden naar Indonesië, in het kader van de Politionele Acties. Vanaf zijn militaire voertuig zwaaiend naar de tienermeisjes op de veranda van dat huis in Soerabaja. Na terugkeer in Nederland zijn toenmalige verloofde ingewisseld voor een zeilboot, om zijn oorlogservaringen te kunnen verwerken. Opnieuw aan het werk voor Shell. In 1954 op een bootje gestapt waar ook een aantrekkelijke donkerharige jonge vrouw op zat.
Samen: getrouwd in oktober 1954 en gaan wonen in een koud flatje in Vlaardingen. Eerste zoon gekregen in 1957. Verhuisd naar een nieuwbouwwijk in Hoogvliet. Tweede zoon gekregen in 1961, derde zoon in 1965. In 1970 verhuisd naar Breukelen, wegens overplaatsing van hem naar het Shell laboratorium in Amsterdam. Hij een loopbaan als bedrijfsjournalist, zij fulltime moeder en vrijwilligster bij de lokale bibliotheek, bij de middelbare school en als natuurgids. Drie zoons grootgebracht en het ouderlijk huis zien verlaten. Samen genieten van een welverdiend pensioen. Vier prachtige kleindochters gekregen. Vertrek van de oudste zoon naar midden-Frankrijk. Onmetelijk verdriet over het verlies van de jongste zoon door een slopende ziekte. Zij fysiek wat brozer, hij steeds dover en last van zijn geheugen. Zestig jaar lief en leed. Nog altijd een arm om elkaar heen. Maatjes door dik en dun. Hardwerkend, liefdevol en bescheiden hun bijdrage geleverd aan de wederopbouw van ons land.
Julius Harmanus Schweppe, geboren 1 juli 1926. Martina Francina Schweppe-Burger, geboren 16 januari 1932. Getrouwd op 15 oktober 1954. Vandaag precies zestig jaar geleden. Aan feestelijkheden hebben ze geen behoefte. Het bezoek van de burgemeester is beleefd geweigerd. Ze vieren hun diamanten huwelijk met zijn tweeën, in een hotel op de Veluwe. Mijn lieve, prachtige ouders. Toen, nu, straks en tot in eeuwigheid: ik houd van jullie. Gefeliciteerd.


2 oktober 2014

Treinleven

Gedurende de eerste jaren van mijn niet zo heel fel glanzende carrière maakte ik gebruik van het openbaar vervoer om de werkgever te bereiken. Met de trein vanuit mijn dorpje aan de Vecht richting hoofdstad en daarna de bus; van het Amstelstation naar een kantoorpand in Buitenveldert. Dat hield ik vol totdat een langdurige staking van het spoorwegpersoneel dwong tot een alternatief. Mijn buurjongen had al een eigen auto en zijn werkplek lag gunstig ten opzichte van die van mij. Poulen dus, dat ik later enige tijd ook nog deed met een collega. Het bewees voor mij al snel de voordelen van de automobiel ten opzichte van bus en trein. En dus verscheen de eerste oude Mini voor de deur.

Zeker een kwart eeuw heb ik vervolgens bijna geen gebruik meer gemaakt van het openbaar vervoer. Ik werd een overtuigde automobilist, helemaal toen ik mij begon te verplaatsen in vehikels van Italiaanse makelij. Een ronkende sportmotor in een koetswerk met de uitstraling van een Milanees maatpak, daar deden ook het fileleed en een regelmatig verontrustend hoge garagerekening nauwelijks afbreuk aan. Zeker de latere dakloze exemplaren maakten zelfs van gewoon woon-werkverkeer een dagelijks feest, vol afgunstige blikken van mede-filerijders.
Die mooie tijden zijn voorbij sinds ik met mijn oudste dochter een piepklein autootje deel, om samen naar werk en studie in de hoofdstad te geraken. Het is de Spaanse variant van de VW Up, een wagentje met een wat Apple-achtige coole uitstraling. Strak, basic, zuinig en nog prima rijdend ook.
Geen zorg dus, zou je zeggen, ware het niet dat het autodelen toch niet altijd zo goed in elkaar te passen blijkt als gehoopt. Dus zit ik voor het eerst in lange tijd weer regelmatig in een trein, terwijl dochterlief over 's heren wegen snelt met de kleine spanjool.
Die trein is in een kwart eeuw wel wat gemoderniseerd. Keurige schermen geven de te volgen route aan, een geprogrammeerde vriendelijke vrouwenstem vertelt welke halte de volgende is. De OV-app op de smartphone is heel wat handiger dan dat spoorboekje van destijds. Ook de bebording op de stations is er op vooruit gegaan qua informatiewaarde. En de OV-chipkaart is zeker makkelijk in het gebruik, al vraag ik me wanhopig af waarom dat ding eerst zeven euro vijftig moet kosten, voordat je hem überhaupt kunt gaan opladen. Dat voelt minstens zo hebberig als de basisstrip van destijds op de oude strippenkaart.
Niet echt veranderd: nog altijd is het treinleven in de spits een moeizame belevenis, met rijtuigen die soms zo vol zijn dat het doet denken aan openbaar vervoer in Japanse steden. Voor het bedrag dat de NS in rekening brengt is een zitplaats toch niet te veel gevraagd. Het aantal storingen en vertragingen is nog steeds aanzienlijk en het niet goed op elkaar afstemmen van overstapmomenten vind ik onbegrijpelijk. Maar toch: ik zit weer af en toe in een trein en dat gaat best. Alleen de ronk van de Italiaanse sportmotor, die mis ik elke dag.