16 juli 2012

Medaille

In de krant staan twee foto's uit een per abuis opgeduikeld fotoalbum van een oud-militair, gemaakt in wat toen nog Nederlands-Indië heette. Gruwelijke zwartwit plaatjes van de executie van een stel Indonesische vrijheidsstrijders. Ze zijn het bewijs van wat we allemaal wel weten: dat oorlog een onaangename bedrijfstak is. Ook als die oorlog een politionele actie wordt genoemd. De media spreken er schande van en rakelen al eerder bekende misstanden uit die periode op, zoals het bloedbad van RawagedeHP/De Tijd schrijft over 'een orgie van geweld' op Zuid-Celebes. De beschreven excessen hadden nooit in de doofpot gestopt mogen worden. Oorlogsmisdaden vragen om passende straf.

Inmiddels worden de Nederlandse militairen van destijds collectief veroordeeld in de pers. Mijn vader is zo'n militair. Koud na de Tweede Wereldoorlog opgeroepen voor de dienstplicht en driekwart jaar later, in juli 1947, net eenentwintig jaar oud, op het troepenschip Volendam richting Java. Tot dat moment was hij nog nooit in het buitenland geweest. De missie was helder: herstel de orde in een verre kolonie. Afgezien daarvan hadden de jonge soldaten geen idee.
Net als tweehonderd anderen werd mijn vader aan boord doodziek. Paratyfus. Ruim voor het bereiken van de eindbestemming ging de eerste dode militair al 'één twee drie, in Godsnaam' overboord. Mijn vader moest op een brancard het schip af en een maand lang herstellen in een militair hospitaal op West-Java. Daarna sloot hij zich aan bij zijn Tweede Mitrailleurbataljon, als verkenner en radiotelefonist. Drie jaar lang in Oost-Java op patrouille tussen de rijstvelden, in de tropische hitte en vrijwel dagelijks onder vijandelijk vuur.


Naarmate de tijd vorderde werd de strijd grimmiger en sneuvelden diverse van zijn medesoldaten. In februari 1949 schreef hij aan zijn ouders en zijn verloofde 'waarom liegen en jullie in de waan laten dat alles mooi en goed is?' en daarna een beschrijving van de dagen ervoor, waarin hij diverse keren maar net aan de dood wist te ontsnappen. 'Houd moed. Ik doe het ook', besloot hij de brief; geschreven in de overtuiging dat hij de dagen die voor hem lagen niet zou overleven. Uiteindelijk keerde zijn bataljon met dertig man minder terug in Djakarta. Tussen 1947 en 1950 kwamen zo'n zesduizend jonge Nederlandse mannen om in de tropen.
Nog altijd springen de tranen in zijn ogen, als mijn vader vertelt over die jaren in een ver vreemd land. Hij heeft geen excessen ervaren, wel hevige strijd. Het tekende zijn verdere leven. Bij thuiskomst brak hij met zijn verloofde, kocht een zeilbootje en ging het water op om te vergeten. Later huwde hij een meisje dat met haar familie destijds ook in Nederlands-Indië had gewoond. Over twee jaar zijn ze zestig jaar getrouwd. In zijn fotoalbum huist de eremedaille voor orde en vrede met drie jaargespen; één voor ieder jaar onder vijandig vuur. Op 4 mei bij de dodenherdenking draagt hij hem steevast op zijn borst. Mijn vader, inmiddels zesentachtig jaar oud, is een held.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten