29 november 2010

Nooit meer NIVRA

Ik ben een week thuis gebleven, afgezien van een los uurtje op kantoor eind vorige week en even kijken op de Accountantsdag. Na het overlijden van Jort lijkt alles opeens relatief en onbeduidend. Zaken waar je je normaal druk om zou maken gaan eventjes als nietszeggend voorbij. Na de eerste drukke dagen vol janken en tegelijk geregel blijft nu een dof en onbestemd gevoel hangen; alsof ik nog niet goed besef wat er is gebeurd. De wetenschap dat mijn broertje nooit meer met zijn grote grijns binnen zal komen lopen, dringt nog maar moeizaam tot me door. Ik heb een goed telefoongesprek gehad met neef Robert, die ik eigenlijk veel te weinig zie of spreek. Maar hij weet hoe zo'n verlies voelt, want alweer vijftien jaar geleden heeft hij zijn broer Ed verloren, toen die nog geen 35 jaar oud was. Robert neemt na het gesprek de moeite zijn ervaringen van de afgelopen jaren op papier te zetten en mailt me dat toe. Ik lees het met een onrustig gevoel, want vrolijk word je er niet van. Maar dat was ook niet te verwachten. De pijn verdwijnt, maar het gemis blijft, dat is de centrale boodschap. Ik snap nu al dat hij gelijk zal krijgen. Over dertig jaar mis ik Jort nog steeds.

Maar het leven gaat door, hoe banaal dat ook klinkt. Vandaag is de officiële start van de NBA, de nieuwe naam van mijn werkgever. Het resultaat van de voorgenomen fusie tussen NIVRA en NOvAA. Met een onderbreking van vijftien jaar heb ik aardig wat jaren bij het NIVRA gewerkt, dus het is best even wennen, niet alleen voor mij trouwens. Na het officieel hijsen van de vlag voor de deur van het pand trappen we af met een workshop over plezier in het werk en de kracht van humor. Leuke opzet, maar ik voel me even niet de allervrolijkste van het gezelschap. Halverwege de dag ga ik weer naar huis. Op het pand van de werkgever staat alvast een tijdelijk wit bord met de nieuwe naam in grijs en oranje. Nooit meer naar het NIVRA. Daarom een laatste fotootje van hoe het was, for old times sake.
Morgen maar weer wat serieuzer aan de slag, ik hoop dat ik mijn hoofd erbij kan houden.

24 november 2010

The show must go on

De dagen tussen het afscheid van Jort en zijn uitvaart zijn als een onwerkelijke film langsgekomen; een maalstroom van emoties afgewisseld met praktische zaken die moesten worden geregeld. Bloemen, kaarten, advertenties, het programma van de crematie. Sjoukje heeft veel steun aan haar broer Henk, net zo nuchter-Gronings als zijzelf maar met een wat mildere afdronk. Ik mag hem graag en samen regelen we wat er geregeld moet worden.
Na de crematie ben ik moe, emotioneel gesloopt. Slecht geslapen de tussenliggende nachten, veel gehuild. Nu begint het Grote Missen van mijn broertje. Ik begin de woensdag zoals ik dat voortaan dagelijks wil doen: met koffie in de zitzak, onder het portret van Jort. Even samen praten. Er is genoeg dat nog gezegd mag worden.
Daarna is het tijd om weer praktisch te worden. Ik leen van kennissen verderop in de straat een Renault Espace, vol rare knopjes maar met trekhaak, en haal de aanhanger van zwager Ruben op in Loenen, bij zijn opslagruimte naast een boerderij. De hond op het erf vraagt om omzichtig uitstappen, hij kijkt nogal serieus. Vervolgens besteden Henk en ik een flink deel van de dag aan het opruimen van spullen in het appartement van Jort en Sjoukje. De inhoud van de schuur is een ontdekkingstocht op zich en levert twee volle aanhangers op voor de gemeentewerf. Tussen alle spullen ook Jort's militaire PSU, een niet te tillen plunjezak. Benieuwd hoe Defensie zal reageren op mijn vraag of ze die nog terug moeten. Ik stel me een typisch ambtenaar-achtige reactie voor: "dank voor het retourneren, maar in deze uitrusting missen nog twee sokken en een koppelriem. Dat kost u 23 euro". Zoiets. We zien wel, ik zal het toch maar melden.

Om vier uur ruil ik mijn oude spijkerbroek om voor het donkergrijze pak dat ik gisteren nog aan had bij het dragen van de kist van mijn broertje. Ik stap in mijn autootje en race naar de RAI, voor het allerlaatste staartje van de Accountantsdag; een evenement waar ik het grootste deel van het jaar aan gewerkt heb, tot een paar dagen geleden. Net op tijd om het slotoptreden mee te maken van schrijver A.L. Snijders, die de 1200 accountants in de zaal weer even met beide benen op de grond zet. Daarna is het tijd voor de borrel. Collega Joke is moe maar voldaan; vooral zij heeft veel van mijn werk de laatste dagen overgenomen. En ze had zelf al meer dan genoeg te doen aan de voorbereiding. Ik ben haar dankbaar. Veel goede geluiden over de dag, na afloop tijdens het buffet. Verbaasde reacties dat ik er toch even ben, welgemeende woorden van troost. Dat helpt. Het leven gaat door. Maar het verlies van mijn broertje zal ik elke dag voelen.

23 november 2010

Albatros


Hoog op de wolken loopt een blonde man over het frisgroene gras, langs licht glooiende heuvels en zoet geurende appelbomen. De lucht is stralend blauw. De zachte ochtendzon verwarmt zijn vriendelijke gezicht.
Hij draagt een grote tas met stokken, de een wat langer dan de ander. Zijn tas weegt niets. Hij zet hem neer, op twee uitklappende pootjes, vlak naast een kleine witte bal op de grond.
De man pakt een stok uit de tas, gaat naast het balletje staan, zwaait de stok naar achteren en slaat. Zijn grote lichaam beweegt met de soepelheid van een jonge panter.
Met een metaalachtige tik raakt de stok het kleine balletje, dat met een prachtige hoge boog door de lucht vliegt, tot bijna uit het zicht. In de verte staat een kleine vlag in de grond geprikt. Het balletje landt er vlakbij, op het kort geschoren gras.
De vriendelijke man pakt zijn tas, die niets weegt, en wandelt tevreden en rustig richting de vlag. Zijn grijsblauwe ogen glanzen van geluk. Hij is 45 jaar, voor altijd. Vanuit de heuvels slaat een grote witte vogel zijn vleugels uit en stijgt op over het prachtige land.

Dag Jort. Wacht op ons. Het volgende rondje samen lopen we op de wolken.

Vandaag was de crematie van mijn jongste broertje. Ik heb bovenstaand verhaal gelezen, want ik hoop van harte dat ik hem ooit weer zie. Ondertussen worstel ik met mijn geloof.

19 november 2010

Jort Schweppe, 13 september 1965-19 november 2010

Dag lieve, prachtige, tot het eind zo dappere broer. Het lijden is voorbij. Je mag eindelijk rusten.


Jort is vandaag om 14.00 uur overleden. Hij was helemaal op en had amper nog dat laatste duwtje nodig. Vlak voor zijn overlijden at hij nog een perenijsje. Hij mocht het eindelijk opeten, want het maakte niet meer uit dat hij niks kon binnenhouden. Hij was zo blij dat hij mocht gaan. Gelukkig had hij nog net de kracht voor een laatste afscheid van onze ouders. Voor hun was dat heel belangrijk. Frank en ik hadden gisteren alles al gezegd. Sjoukje is in zijn laatste uren niet van zijn zijde geweken.

18 november 2010

Genoeg

Zondagmiddag liep Jort samen met mij de trap van zijn appartement af, naar de auto, even naar het ziekenhuis. Tasje mee, voor de zekerheid. Maar het AZU wordt zijn laatste halte, terug naar huis komt hij niet meer. Een afgebladderd blauw bordje bij de deur van zijn kamer, op Oncologie, vermeldt inmiddels zijn naam. B2, kamer 35, in de grote ziekenfabriek. Nog maar een paar dagen zal die naam daar naast de deur staan. Zijn verzoek om actieve euthenasie is ingewilligd. Jort kan niet meer, hij wil rust.
Iedere dag gaat het zichtbaar slechter met hem. Door de verstopping, die niet te bestrijden is zonder operatie, liggen zijn ingewanden stil. Hij kan niets eten of drinken en krijgt alleen vocht via een infuus, plus wat morfine om de pijn van binnen te verzachten. Af en toe mag hij een waterijsje, voor een wat betere smaak in zijn mond. Het opeten kan niet, hoe graag hij dat ook zou willen.
Op woensdag is hij nog redelijk goed, al wordt praten uiteindelijk erg vermoeiend. Maar hij heeft nog energie voor een grijns op zijn gezicht, die mooie grijns die al die jaren bij hem hoorde. Halverwege geven we hem een halfuurtje alleen met zijn ouders. Beneden in het restaurant van de ziekenfabriek praten we ondertussen met Sjoukje over praktische zaken. De uitvaart, de rouwkaart, de advertentie. Onwerkelijke dingen, waar ik eigenlijk helemaal niet over praten wil. Maar het moet.

Vandaag gaat het snel bergafwaarts. Na alweer een slechte nacht ligt Jort aan de zuurstof. De afspraak voor bezoek overdag wordt geschrapt. Droevig nieuws voor Amber en Rebecca, want die hadden graag nog even afscheid van oom Jort genomen. Maar het is beter zo, ze vinden het al moeilijk genoeg.
Ik werk alles af voor mijn werk, tientallen e-mails met een vaste regel aan het eind; dat ik er de komende dagen niet zal zijn. De drukste week van het jaar komt er aan, jammer dan. Andere dingen gaan voor.
Aan het eind van de middag haal ik broer Frank op bij CS in Utrecht, rechtstreeks uit de Thalys. We stappen in de auto en rijden naar het ziekenhuis. Snel beent Frank door de lange gangen, op naar zijn jongste broer. We schrikken bij binnenkomst. Die magere, machteloze man in dat bed is amper nog mijn prachtige broertje. Uit zijn neus komen slangetjes voor de zuurstof. Overeind komen kan hij niet meer. Maar hij is zichtbaar blij dat Frank er eindelijk is, op tijd. Mijn oudste broer zit naast mijn jongste en ze houden elkaars hand vast. Minutenlang zeggen ze niets, maar de tranen staan in hun ogen. Een paar minuten maar. We zeggen alleen het hoognodige. Dat we van Jort houden en hem zullen missen. Dat we elkaar ooit weer zien, boven. Dan is het genoeg, Jort is te moe. Een kus op zijn voorhoofd en nog even zijn hand. Hij steekt zijn duim op als we naar buiten lopen. Op de gang komen alle tranen los.

16 november 2010

Ziekenhuis

Jort is niet meer thuis. Op zondag, na een redelijke nacht, krijgt hij opnieuw last van misselijkheid en kan niets binnenhouden; zelfs iedere slok drinken komt er weer uit. Ik bel de huisartsenpost en even later schuift een stoere felgele SUV met rode en blauwe strepen voor de deur, met een chauffeur en een kordate, jonge vrouwelijke huisarts. Die luistert naar zijn buik en ingewanden en herkent een verstopping. Ze regelt een plek in het UMC voor hem, op de spoedeisende hulp.
Na haar vertrek brengen we Jort voorzichtig naar mijn auto en rijden naar het ziekenhuiscomplex aan de rand van Utrecht. Daar begint het grote wachten. Spoedeisend of niet, je kunt uren wachtend doorbrengen in zo'n grote ziekenfabriek. Jort krijgt een infuus met vocht en wordt vervolgens bekeken door een internist. Een jonge blonde vrouw met lange slanke benen en een bril. Ze heeft twee piepers in haar doktersjas en wordt continu opgeroepen tijdens het gesprek dat ze met Jort heeft. Het duurt zo veel langer dan zou moeten, maar uiteindelijk wordt er een röntgenfoto gemaakt. Een verstopping, inderdaad.
Jort blijft in het ziekenhuis, er wordt een plek voor hem gezocht. De eerste nacht is die plek er alleen op de afdeling Geriatrie, tussen onrustig schreeuwende oude mannetjes. Van de knaloranje gangen op de eerste hulp gaan we naar het ingetogen grijs en beige voor bejaarden. Ergens heeft een ontwerper diep over zulke dingen nagedacht.
Het verplegend personeel is zorgzaam en regelt een kamer apart voor Jort, zodat zijn Sjoukje ook kan blijven. Aan het eind van een lange dag ga ik naar huis.
Op maandag wordt Jort verplaatst naar Oncologie, de afdeling waar hij helaas hoort. Ik houd via de telefoon contact met Sjoukje. Opnieuw gaat een dag vol wachten voorbij, voordat laat in de middag een arts een oordeel geeft. De verstopping moet hopelijk vanzelf overgaan. Andere opties zijn voor Jort niet echt meer aan de orde. Hij wil geen operatie meer en zeker geen maagsonde, die vreselijke ervaring heeft hij al twee keer eerder gehad. Het is genoeg geweest wat hem betreft, liever bespaart hij zich onnodig lijden.
Op maandagavond bezoek ik hem met mijn ouders samen. Hij ligt er redelijk bij, iets beter dan de avond er voor. Zijn haar staat woest overeind. Hij legt zijn magere handen in die van zijn ouders en vertelt over zijn besluit. Op dinsdag zal hij met de oncoloog praten over het in gang zetten van de euthenasieprocedure. We huilen samen, halen herinneringen op. Jort kan nog grapjes maken ook. Bij het weggaan zegt hij tegen zijn vader, zoals altijd 'dag ouwe lul'. Dinsdagavond zien we hem weer, spreken we af. Hoeveel dagen kan dat nog?


13 november 2010

Lasagne

Terminaal. Wat een ongelofelijk rotwoord. Jort is terminaal, hij wordt niet meer beter. Sterker nog, het gaat snel slechter met hem. Tot amper een jaar terug was hij een blozende blonde knul met altijd een grote grijns op zijn gezicht, honderd kilo schoon aan de haak. Op de golfbaan bleek zijn grote lijf in staat om iedereen naar huis te sturen, want met zijn techniek en gedrevenheid om te winnen schreef hij menig toernooi op zijn naam. Een buitenmens, die ook in weer en wind zijn rondes liep achter dat kleine witte balletje aan.
Die tijd is voorgoed voorbij. In een paar maanden tijd is zijn wereld teruggebracht tot zijn bed en de bank in de huiskamer van het appartement dat hij met Sjoukje samen bewoont. Hij is minstens dertig kilo lichter dan een jaar geleden, zijn ziekte zuigt hem van binnenuit leeg. Gisteren was hij eigenwijs en probeerde drie happen lasagne te eten, als alternatief voor de flesjes vloeibaar astronautenvoedsel waar hij nu op leeft. Het resultaat was een nacht vol pijn en overgeven en nog minder energie dan daarvoor. Uitgeput en bleek ligt hij in zijn bed als ik er ben. We bellen met de huisartsenpost, die gelukkig bemand wordt door een lieve en zorgvuldige assistente. Ik geef zijn toestand door, ze faxt een recept door naar de plaatselijke apotheek en ik haal de tabletten op. Langzaam trekt Jort een beetje bij en krijgt iets minder last van zijn maag. Ik blijf bij hem tot Sjoukje een aantal boodschappen heeft kunnen doen en zijn toestand wat stabieler is dan aan het begin van de dag. We praten niet zoveel, maar ik ben blij dat ik bij hem kan zijn. Wat valt er te zeggen, als je weet dat je nog maar kort te leven hebt? Heel veel misschien, maar we doen het niet. 45 jaar lang is de aanwezigheid van je broertje een vanzelfsprekendheid, nu klampen we ons vast aan iedere extra dag. Ik bid al maanden om een wonder, tevergeefs. Terminaal, wat een klotewoord.

12 november 2010

Het oog wil ook wat

Mijn vader is inmiddels 84 jaar, een beetje doof en soms vergeetachtig, maar evengoed nog altijd lichamelijk en geestelijk zeer gezond. Met mijn moeder samen gaat hij door een moeilijke periode, want ook zij zien hoe Jort snel slechter wordt en dat grijpt ze erg aan.
Maar ook andere zaken zijn van invloed op zijn gemoed, zoals de staaroperatie die hij al een tijd nodig had, maar die er maar niet van kwam. Hij is net als ik: een natuurlijke weerstand tegen artsen en ziekenhuizen. Toch moest het er nu van komen. Nerveus zit hij naast me in de auto, op weg naar Zonnestraal in Hilversum, een gespecialiseerd oogziekenhuis gelegen op een landgoed in de bossen. Het voelt als een chique privékliniek.
De ontvangst, net als bij de eerdere controles, is hartelijk en persoonlijk. Wachttijden lijken hier niet te bestaan, een verademing. "Ik kom in mijn oog laten snijden", zo meldt vaderlief zich aan de balie. "Nou, dat valt nogal mee hoor", antwoordt de vriendelijke receptioniste. En inderdaad. We zitten amper in de wachtruimte, of de krasse grijsaard mag mee voor een razendsnelle staaroperatie. Na een uur is hij weer terug, met een ooglap als was hij een oorlogsveteraan. En al snel heeft hij weer het hoogste woord, over de charmante zusters, over de laserbehandeling, over de snelheid en het feit dat je er niets van voelt. Bibberend naar binnen, als een bink met babbels weer naar buiten. Dat is achter de rug. Blijft alleen de vraag: wie is toch die aantrekkelijke blondine één tafeltje verder?

Nieuwe sloffen

Het auto-onderhoud laat ik doen bij een gespecialiseerde garage in Utrecht. Eigenaar Koos de Groot is een sleutelaar in hart en nieren, die na jaren van hard werken een ruimere locatie heeft gevonden voor zijn bedrijfje, waarin aan Alfa's en andere Italiaanse automobielen wordt geknutseld. Klassieke autootjes bepalen er het beeld.
Al sinds mijn eerste Spidertje, bijna zes jaar terug gekocht toen Mirjam even niet oplette, kom ik er geregeld. En altijd met plezier, hoewel de rekening nog wel eens zeer doet. Niet vanwege de hoge tarieven, maar omdat een Alfaatje wat meer onderhoud nodig heeft dan de gemiddelde VW of Opel. Nooit geweten dat er zoveel onderdelen aan een auto zitten die kapot kunnen gaan.

Inmiddels reed de Spider bijna op slicks, dus was ik dringend toe aan nieuwe banden, zeker gelet op de heftige weersvoorspellingen vol regen en storm. Vier frisse Pirelli P Zero Nero banden, in de dikke maat die ik nodig heb, betekent een rekening van zeshonderd euri. En dat nog dankzij een stevige korting op de prijs per band, na wat onderhandelen aan de telefoon, gewapend met de prijzen van een online-bandenboer.  Eén van de zegeningen van het internet. Evengoed doet het zeer, zoveel geld voor die onooglijke zwarte sloffen onder je autootje.
Ik moet niet klagen, we redden het best en ik rijd zomaar in een sportwagen. Maar het kan nog een stuk verwender, als ik lees over de zoon van een oliesjeik die weer wat nieuwe superauto's laat overkomen. Beetje zielig, volgens mij ben je met één Ferrari in je garage een stuk gelukkiger dan met dertig. En hij woont bovendien in een bloedhete grote zandbak en loopt in een soepjurk. Maar één zo'n auto voor de deur, dat zou niet gek zijn. Mijn vaste garagist zou me handenwrijvend zien komen ...


7 november 2010

Tweet tweet

Accountants zijn niet per definitief grijs en stoffig. Ik werk er al lang genoeg voor om recht van spreken te hebben. Er is veel te doen over het vak, gelet op de negatieve publiciteit die er momenteel als een perfect storm overheen trekt. De DNB, de AFM, de politiek, de Europese Commissie: allemaal oordelen ze scherp over het accountantsberoep en verwachten ze meer dan de huidige spelregels voorschrijven.
Als beroepsorganisatie doen we ons best om de positie van het beroep te verduidelijken en namens de hele achterban te spreken, maar dat blijkt soms lastig genoeg. Dus roert de jongere generatie zich, bezorgd als ze zijn over het vak dat ze nog lang willen beoefenen. Ik vind dat mooi, want die onrust komt voort uit passie en liefde voor het beroep. Via twitter wisselen ze hun ideeën uit en spreken ze af voor een 'tweetup'; elkaar echt in de ogen kijken is immers nog altijd mooier dan twitteren.
Ik reis voor zo'n tweetup-sessie af naar Hoevelaken. Digitaal heeft zich een jonge 'hippe stadsaccountant zonder Audi' bij mij gemeld als passagier. Het blijkt een gezellige vrouwelijke accountancystudent, die de eindstreep van haar studie ziet naderen. Ze leidt een druk bestaan als intern accountant van een verzekeringsorganisatie. Veel in vliegtuigen naar verre bestemmingen, waarbij tussendoor ook nog een buitenlands vriendje een plaatsje moet krijgen. Afspreken in Moskou, dat werk.
Met haar op de passagierstoel duwt de kleine Spider zich op vrijdagmiddag in de file over de A1 langzaam richting Hoevelaken. Bij aankomst in de regen staan we eerst voor het verkeerde pand, want gastheer Twinfield is net verhuisd, maar het grote neonlogo staat een paar panden verder nog enthousiast te branden.
Op de juiste locatie treffen we zo'n vijftig energieke accountants, veelal gestoken in kleurige shirts met kekke kragen, gecombineerd met spijkerbroek en jasje. Stropdassen zijn vrijwel afwezig. Dit is niet de grijze pakken-generatie van saaie dorknopers, deze mensen staan in de wereld van vandaag. De bijeenkomst heeft dan ook een hoog iPad-gehalte, overal worden de fraaie schermpjes rondgedragen. De minder gelukkigen bedienen zich van smartphones om onderlinge berichten uit te wisselen. Bij het voorstelrondje is ook de twitternaam van belang.
De groep discussieert met enthousiasme en passie over het vak, maar constateert halverwege dat alleen een wensenlijstje richting het zittende NBA-bestuur niet de oplossing is. De eerder besproken hervormingsagenda vraagt om een langere adem. Met drie kernpunten en een suggestie voor een centrale missie gaan de 'new kids on the blog' uiteindelijk weer uiteen. Ik zet mijn passagier na een veel vlottere thuisreis af bij station RAI en stuur de Spider daarna richting Breukelen. Veel regen onderweg en ik ben dringend toe aan nieuwe banden, merk ik.
Het hele weekend is vervolgens vergeven van de onderlinge tweets, om relevante blogs en ervaringen uit te wisselen. Wie nu nog niet de meerwaarde van social media erkent, heeft te lang onder een steen gezeten. Leuk om aan mee te doen, die creatieve chaos van vernieuwers in het vak.

5 november 2010

Lot

He he, de Staatsloterij heeft eindelijk begrepen dat je deelnemers niet kunt blijven belazeren. Ze gaan weer terug naar het vroegere systeem waarbij vijf vijfde loten allemaal hetzelfde nummer krijgen, zodat er bij winst gewoon vijf winnaars zijn die het miljoen mogen verdelen. Halverwege de jaren negentig hebben ze dat stiekem veranderd en kreeg ook ieder vijfde lot een uniek nummer. Niemand opgevallen, want ik kan me als langjarig abonneegokker geen heldere brief daarover herinneren. Maar het was lekker slim: minder winkans dus meer in de kas van de loterij zelf, om de maand daarna weer nieuwe deelnemers mee te lokken.
Nadat heel Nederland over die geniepige manier van loten verkopen heen viel, kiezen ze vanaf januari eieren voor hun geld. Nu nog de dag dat op mijn abonneelot ook eens een lekker bedrag valt. Zou goed uitkomen dit najaar, die verbouwing was duur genoeg.

Over getallen gesproken: alweer blogje nummer vijftig! Leuk om te doen, al lukt het ene stukje beter dan het andere. We bloggen verder.

4 november 2010

Amok

Hoe één poedelnaakte, amokmakende man een hele straat in rep en roer weet te krijgen. Filmpje duurt ruim zeven minuten, maar ik heb gefascineerd zitten kijken. Mooi ouderwets woord, amok.

De verhalenman

De leukste man die ik tot nu toe in dit leven ben tegengekomen heet Peter van Lindonk. Ooit, in 1995, stapte ik als werknemer van Deloitte zijn kleine uitgeverij binnen, om samen een jubileumboek te gaan maken. Op die dag mocht ik kennismaken met iemand die sindsdien een beetje mijn communicatiegoeroe is geworden. Peter snapt hoe communicatie werkt, hij begrijpt wat er in hoofden van mensen omgaat. En zijn vak is om daar mee te spelen.
Hij is de zeventig al gepasseerd, zijn uitgeverij is verkocht maar stoppen met werken is voor hem geen optie. Hij doet wat hij leuk vindt en gaat daar mee door zolang het kan. En het moet gezegd, hij is de meest energieke pensioengerechtigde die ik ken. Al meer dan tien jaar organiseert hij jaarlijks het beste congres van Nederland, dat door Adriaan van Dis al na de eerste editie werd omschreven als een ideeëndouche. En dat is het ook, ieder jaar weer. Zestien onverwachte sprekers op een podium op één dag, allemaal mensen die niks met je eigen vak te maken hebben maar wel weten te inspireren en te verrassen. Al heel wat keren heb ik sprekers, artiesten en ideeën van dat congres geleend en daarmee bij mijn bazen punten weten te scoren. Van de wereldkampioen kunstfluiten tot een ongelofelijke balansact, van een 14-jarige toppianiste tot een heel kindercongres.
Nog altijd is het een feest om even bij Peter binnen te vallen. Gewoon, in mijn eigen dorpje aan de Vecht, in een fris en kleurig kantoortje boven de locale vestiging van Kruidvat. Op de paarsroze deur staat te lezen 'you won't find the road to creativity on any map'. Achter die wijsheid is alleen een trap naar het kantoor. Midden in de ruimte staat een ovalen oudroze vergadertafel die op vier stapels boeken rust. De grijze meester draagt een trui die ook nadrukkelijk roze is. Dat past bij zijn karakter; de aanwezigheid van zijn echtgenote Nelleke ontzenuwt iedere andere associatie.
Ik neem me voor om hooguit vijf minuten bij hem langs te gaan, even overleg over die prachtige schrijver die hij heeft geregeld voor onze jaarlijkse Accountantsdag. Maar nog nooit is het mij gelukt om binnen een paar minuten weer weg te zijn, uit dat kantoor vol bewijzen van een kleurrijk leven. Want Peter vertelt verhalen en ik hang aan zijn lippen. Hij verhaalt over het theater, over grote cabaretiers en kleine uitgevers, over het circus, waar zijn hart ligt. Vijftien jaar lang was hij, bescheiden maar vol passie, de spreekstalmeester van het Wereldkerstcircus in Carré. Gewoon als hobby, in de decembermaand, even los van het uitgeverschap.
Veel van zijn verhalen staan nu in zijn eigen kleine boekje, dat net is verschenen. In simpel zwartwit, met mooie visuele grapjes tussen de tekst. Ik krijg een exemplaar van de spreekstalmeester zelf, met opdracht voorin: 'Met dank voor bij ons zijn', schrijft hij in frisse groene letters boven zijn naam. Die dank is wederzijds, verhalenman.

2 november 2010

Daar gaat ze

Kleine kinderen worden groot. Merle is inmiddels ruim twee jaar en sinds vorige week mag ze twee ochtenden in de week naar de peuterspeelzaal, die gevestigd is in de basisschool waar Tamar ook naar toe gaat. Mirjam had vorige week vrij en heeft haar de eerste twee keer weggebracht, maar vandaag was het mijn beurt. Ik weet al dat ze het leuk vindt, dus echt zorgen over een moeilijk afscheid maak ik me niet. Maar toch is het een beetje spannend.
Na het naar de klas brengen van haar zus lopen we naar de ruimte van de peuterspeelzaal. Jasje uit, tasje mee, laatje opzoeken waar haar fotootje op prijkt. Pakje drinken erin, luiertje en doekjes.
Voor mij uit drentelt ze meteen naar de speeltafel achterin, waar een klein blond vriendje al zit te puzzelen. Merle vlijt zich op haar stoeltje, pakt een puzzel en buigt zich over de stukjes. 'Dag lieverd, papa gaat nu, maar komt je straks weer halen', zeg ik nog voorzichtig. 'Doeg' mompelt ze alleen maar, zonder nog om te kijken of een kus te vragen. Onverstoorbaar puzzelt ze verder.
Ik loop naar buiten, langs het raam. Daar zit ze, naast de leidster van de peuterklas. Het blonde hoofdje geconcentreerd gebogen over haar puzzelwerk. Ik ben nu al vergeten. Fase 1 van het grote loslaten is begonnen, ook al voor haar.

Dagje beurs

De laatste zondag van oktober is bestemd voor de jaarlijkse beurs Auto Italia Houten, de beurs voor liefhebbers van Italiaanse automobielen. Op de parkeerplaats voor de deur van het locale expocentrum begint het feest al in volle hevigheid, want alle liefhebbers komen met hun eigen klassiekers en ronkende sportwagens. Rijendik staan scharlaken bolides uit Maranello, met op de neus een steigerend paard, te glanzen in de waterige herfstzon. Luid brullend rijden dikke sportwagens af en aan voor de ingang.
Binnen is het jaarlijks vooral het feest der herkenning. Alle standhouders hebben hun vaste plaats, alle kraampjes zijn vertrouwd, vaste bezoekers komen elkaar weer tegen. Als Alfa Spiderfans ontmoeten wij elkaar op de fraaie nieuwe stand van ons eigen register, om te bomen over de kwaliteiten van onze auto's en de mankementen die er onlosmakelijk mee verbonden zijn. Ik koop tussendoor een heerlijk Italiaans brood met geitenkaas, smakelijke champagnetruffels en een nieuw clubshirtje.

Een aangename beursdag, maar toch heb ik gemengde gevoelens. Broer Jort heeft het niet aangedurfd om mee te gaan. Zijn krachten zijn al zover afgenomen dat hij een ochtend rondlopen door de expohal niet meer kan opbrengen. Jammer, ik had zo gehoopt dat het nog kon.
Na afloop ga ik even bij hem langs. Mager en lusteloos ligt hij op de bank, in de kleine woonkamer van zijn appartement. Zijn joggingbroek slobbert om zijn dunne benen, zijn ogen staan dof. Het gaat niet goed met mijn broer. In hoog tempo is zijn lijf aan het verliezen van de boze cellen die hun slopende werk doen in zijn buik. Eerder hoopte ik nog op enig tussentijds herstel, na het verwijderen van het vocht bij zijn longen. Maar dat is ijdele hoop gebleken. Hoe erg ook om te zeggen, maar de editie 2011 van die autobeurs gaat hij niet halen. 's Avonds thuis, bij het afruimen van de eettafel, huil ik in stilte om het lot van mijn lieve broer. Een lot waar ik met mijn verstand niet bij kan.