31 mei 2014

Graaiers

In het kielzog van de kredietcrisis heeft de term 'graaiers' een grote vlucht genomen. Het woord is synoniem geworden voor topmannen van financiële instellingen en andere commerciële organisaties, die gretig hun zakken vulden terwijl medewerkers op straat kwamen te staan. Grootverdieners die zich na een - soms kort en weinig succesvol - dienstverband als bestuurder lieten wegsturen met een fortuin. Genoeg geld om de rest van je leven vanaf je jacht, al champagne drinkend, neer te kijken op het gepeupel, zonder gewetensbezwaren. Graaiers zitten overal, ook in de politiek. Eerst schuimbekken ze over de 'exorbitante zelfverrijking' van bestuurders, om daarna voor veel geld zelf commissaris te worden bij een grote bank.
De volkswoede over graaiende topmannen is begrijpelijk, want het doet zeer als je zelf werkeloos bent en moet toekijken hoe gewiekste bazen alleen oog hebben voor hun persoonlijke gewin. Iemand als Rijkman Groenink heet een graaier: een bank naar de verdommenis helpen en daarna met dertig miljoen op zak een kasteel bouwen aan de rand van een keurig dorpje aan de Vecht. Maar wat te denken van een voetballer die, amper twintig jaar oud, komt voorrijden bij de training van het Nederlands elftal? In een Audi R8, een sportwagen met een vanafprijs van ruim honderdtweeëntachtigduizend euro. Is dat een graaier? Wat te denken van een voetbalcoach die wordt weggestuurd na een slecht seizoen en nog even een paar miljoen meekrijgt als afkoopsom? De laatste twee zijn in de ogen van velen vooral helden.
Ik werk al heel lang voor accountants; eerst voor een Big Four-kantoor en inmiddels alweer jaren voor de overkoepelende beroepsorganisatie. Ooit waren accountants de notabelen van het dorp, samen met de huisarts, de dominee en de notaris. Maar inmiddels huizen ze in enorme glazen kantoren, met zacht ronkende zwarte BMW's in de parkeergarage. Dat helpt niet bij de integere uitstraling. Onder druk van commercieel belang hebben ze bovendien zaken laten gebeuren die niet passen bij hun beroepscode. Dat is niet fraai en het moet beter. Daar zijn we het allemaal over eens.
De media hebben zich er gretig op gestort; accountants zijn de nieuwe zondebokken, na de bankiers. De krant staat er dagelijks vol van. In DWDD praten Matthijs van Nieuwkerk en Jeroen Smit liefst tien minuten lang over de bonentellers. 'Greed, hebzucht', daar komt het allemaal van, aldus beide journalisten. Waar of niet waar, het voelt wat opmerkelijk uit de mond van een presentator die jaarlijks vijfhonderdendrieduizend euro verdient bij de Verenigde Arbeiders Radio Amateurs. Ik gun Matthijs iedere cent van dat bedrag, want hij werkt er hard genoeg voor. Maar toch.

Deze week hoorde ik een topbestuurder van een veelgeplaagd accountantskantoor uit Amstelveen excuses maken tegenover veertig van zijn collega-beroepsgenoten. Het voelde oprecht, kwetsbaar en nederig en werd met applaus beloond.
Drie dagen later richt de krant van wakker Nederland zijn pijlen op een volgend kantoor, waarvan de partners ook zouden 'graaien met vastgoed'. De strenge onafhankelijkheidsregels voor accountants maken het hen bijna onmogelijk om in aandelen te beleggen. Dus zoeken ze naar andere voorzieningen voor hun pensioen. Voor een beroepsgroep die zwaar onder vuur ligt blijkt een belegging in vastgoed echter ook een brug te ver.
Om dat meteen 'graaien' te noemen, dat vind ik toch inflatie van dat begrip. Laten we de aanduiding 'graaiers' wel exclusief houden voor hen die dat echt verdienen. Een rijk man is niet meteen een Rijkman. Beleggen in vastgoed als pensioenvoorziening of miljoenen pakken met falend bestuur, dat zijn toch twee dingen. 
Naast het artikel over de geplaagde accountants staat op de voorpagina van De Telegraaf een grote foto van het Nederlands elftal. De twintigjarige jongen met die Audi van bijna twee ton staat rechts. 'Oranjeliefde bloeit op', staat er onder. 'Graaiers', dacht ik zelf meteen. Maar ik heb dan ook niks met voetbal.