14 februari 2019

Trots


Ze slaapt nog. Haar prachtige donkere krullen liggen in een knot op het kussen, waarop ook een paar vegen donkerrood bloed zitten. Ze ademt rustig. Heel af en toe doet ze even haar ogen iets open en zakt dan weer weg. De narcose is nog niet uitgewerkt.
Vroeg in de ochtend is dochter A. voor de tweede keer geopereerd. Er zat nog een uitzaaiing in een lymfeklier, die bij de eerste ingreep was gemist. Gelukkig konden ze erbij via de al eerder gemaakte snee in haar hals, dat scheelt een extra litteken.
Na de diagnose schildklierkanker, in de warme zomer van vorig jaar, heeft ze het ziekenhuis veelvuldig van binnen gezien. Van het Antonius ging het naar het UMC. Alsof het zo moest zijn kwam ze daar terecht bij misschien wel de beste specialist van Nederland, als het gaat om schildklieroperaties. Geen zorgen, zei hij monter tegen haar bij het eerste bezoek. “Je bent knetterjong, je gaat echt niet dood.” Een beetje lomp, maar wel duidelijk.
Inmiddels loopt ze rond in de enorme ziekenfabriek alsof ze er werkt. Moeiteloos vindt ze haar weg, rustig en volwassen doorstaat ze menig onderzoek, dapper slaat ze zich door de behandeling, nu al ruim een half jaar. Een stevige, urenlange operatie, waarbij de schildklier en vijftien lymfeklieren zijn weggehaald; nooit geweten dat je er zoveel hebt. Een behandeling met radioactieve jodium, inclusief enkele dagen eenzame opsluiting achter een loden deur. En steeds weer naar die prikpoli. Zonder gemor. 
De noodzaak van een tweede operatie was een flinke domper, maar ook daar kwam ze snel overheen. Vooruit maar, op naar de eindstreep. Woensdagochtend om zeven uur lopen we de afdeling op, voor de vervolgoperatie. Twee uur later belt de altijd enthousiaste chirurg, om te zeggen dat alles goed is gegaan.
Daarna ligt ze in het ziekenhuisbed, te midden van onrustige patiënten, in en uit lopende verplegers en piepende apparaten. Maar ze slaapt. Soms draait ze haar hoofd even de andere kant op, verder is ze stil.
Ik eet een broodje onderin het grote ziekenhuis en keer weer terug naar haar afdeling, C4 Oost. Ze is wakker. Hoe gaat het, vraag ik. Goed, antwoordt ze. Ze wil naar huis en snapt inmiddels de criteria: eten, drinken, toiletbezoek, zelf aankleden. Het mag, aan het eind van de dag. Ik wil je niet nog een keer zien, zegt de montere arts bij het afscheid. Om zes uur ‘s avonds stapt ze thuis naar binnen, alsof ze even naar de stad is geweest voor een boodschap. Het zit er op, afgezien van het balanceren van de medicatie en een regelmatige controle. Sterk, rustig en zelfbewust van begin tot eind. Ik ben nog nooit zo trots op mijn dochter geweest als in het afgelopen halfjaar.