21 augustus 2019

Land of the Free

De hete lucht begint al te wennen, ‘s avonds aan de rand van de grote vijver. Voor ons voeren de fonteinen van The Bellagio hun beroemde dans op. Achter ons zingt een kwartet jonge Amerikaanse mannen uit volle borst mee met ‘God bless the USA’ van Lee Greenwood.
Kippenvelmomentje, aan het begin van onze vakantie. Met een jaar vertraging en een weer gezonde dochter in ons gezelschap van zes zijn we in Las Vegas alsnog begonnen aan onze ontdekkingsreis door The Land of the Free. Bij elke plaats die we in het vervolg van onze eerste week per RV binnenrijden, worden we onthaald op een zee van stars and stripes in de tuinen van de bewoners. Amerikanen zijn trots op hun land, hoewel ook daar de vrijheid onder druk staat en sommige media door de president worden beschimpt om hun kritische berichtgeving. Buiten de grote steden aan de west- en oostkust rijden bewoners nog altijd het liefst in hun Ford F150 pickup, is 1 op 5 als gemiddeld brandstofverbruik niks om je voor te schamen en krijg je bij de Walmart je boodschappen nog in twintig plastic tasjes mee. En je kunt daar met alleen je rijbewijs voor driehonderd dollar ook gewoon een geweer kopen. Tijdens ons verblijf zijn er mass shootings in Texas en Ohio. Er valt genoeg af te dingen op de VS.
Maar wat hebben we er van genoten. Van die fonteinen in Sin City. Van de gezelligheid in onze reuzencamper. Van de ongelofelijke uitzichten aan de rand van Bryce Canyon en Grand Canyon. Van het maanlandschap in Death Valley. Van de pier van Santa Monica. Van Highway 1 langs de kust in een Chevy Suburban. Van het fietsen over de Golden Gate brug. Van de historie van Alcatraz. Van het 360 graden zicht bovenop New York vanaf One World Observatory. Van de hectiek van Times Square. Van Central Park en het Guggenheim. Maar vooral van ons allemaal samen. Alle zes in goede gezondheid. De herkansing die we kregen, die maakte Amerika extra bijzonder.


14 februari 2019

Trots


Ze slaapt nog. Haar prachtige donkere krullen liggen in een knot op het kussen, waarop ook een paar vegen donkerrood bloed zitten. Ze ademt rustig. Heel af en toe doet ze even haar ogen iets open en zakt dan weer weg. De narcose is nog niet uitgewerkt.
Vroeg in de ochtend is dochter A. voor de tweede keer geopereerd. Er zat nog een uitzaaiing in een lymfeklier, die bij de eerste ingreep was gemist. Gelukkig konden ze erbij via de al eerder gemaakte snee in haar hals, dat scheelt een extra litteken.
Na de diagnose schildklierkanker, in de warme zomer van vorig jaar, heeft ze het ziekenhuis veelvuldig van binnen gezien. Van het Antonius ging het naar het UMC. Alsof het zo moest zijn kwam ze daar terecht bij misschien wel de beste specialist van Nederland, als het gaat om schildklieroperaties. Geen zorgen, zei hij monter tegen haar bij het eerste bezoek. “Je bent knetterjong, je gaat echt niet dood.” Een beetje lomp, maar wel duidelijk.
Inmiddels loopt ze rond in de enorme ziekenfabriek alsof ze er werkt. Moeiteloos vindt ze haar weg, rustig en volwassen doorstaat ze menig onderzoek, dapper slaat ze zich door de behandeling, nu al ruim een half jaar. Een stevige, urenlange operatie, waarbij de schildklier en vijftien lymfeklieren zijn weggehaald; nooit geweten dat je er zoveel hebt. Een behandeling met radioactieve jodium, inclusief enkele dagen eenzame opsluiting achter een loden deur. En steeds weer naar die prikpoli. Zonder gemor. 
De noodzaak van een tweede operatie was een flinke domper, maar ook daar kwam ze snel overheen. Vooruit maar, op naar de eindstreep. Woensdagochtend om zeven uur lopen we de afdeling op, voor de vervolgoperatie. Twee uur later belt de altijd enthousiaste chirurg, om te zeggen dat alles goed is gegaan.
Daarna ligt ze in het ziekenhuisbed, te midden van onrustige patiënten, in en uit lopende verplegers en piepende apparaten. Maar ze slaapt. Soms draait ze haar hoofd even de andere kant op, verder is ze stil.
Ik eet een broodje onderin het grote ziekenhuis en keer weer terug naar haar afdeling, C4 Oost. Ze is wakker. Hoe gaat het, vraag ik. Goed, antwoordt ze. Ze wil naar huis en snapt inmiddels de criteria: eten, drinken, toiletbezoek, zelf aankleden. Het mag, aan het eind van de dag. Ik wil je niet nog een keer zien, zegt de montere arts bij het afscheid. Om zes uur ‘s avonds stapt ze thuis naar binnen, alsof ze even naar de stad is geweest voor een boodschap. Het zit er op, afgezien van het balanceren van de medicatie en een regelmatige controle. Sterk, rustig en zelfbewust van begin tot eind. Ik ben nog nooit zo trots op mijn dochter geweest als in het afgelopen halfjaar.



13 juli 2018

Beer is terug

Ooit begon ik met deze weblog als een soort therapie, in het jaar dat mijn lieve jongste broer in hoog tempo uit het leven werd gerukt. Alweer acht jaar geleden inmiddels. Te midden van allerlei stukjes over trivialiteiten mocht ik daarna ook schrijven over een mooi huwelijk, de nodige paarse krokodillen, vakantieperikelen en het verlies van mijn ouders. Maar tegelijk liep het aantal berichten de laatste jaren flink terug. Ik schreef niks over de dolende politiek, over het haastige afscheid van het referendum (schande D66, ik schaam me dat ik dertig jaar geleden ooit posters voor jullie plakte) en amper over die blonde proleet in het Witte Huis. Dat krijg je als schrijven ook al je journalistieke dagtaak is.
Ik schreef dit voorjaar zelfs niks bij het vertrek van mijn prachtige oudste dochter uit het ouderlijk huis, richting de grote boze stad. Toch wel een ijkpunt in het leven van een vader van vier dochters. En wat doet ze het goed daar, in die studentenwoning in 030.

Ook over de naderende once in a lifetime vakantie van ons hele gezin samen in de VS zette ik nog niks op het digitale papier, terwijl we daar toch al een half jaar flink mee bezig zijn. New York, Las Vegas, met een RV door de grote parken, met een minivan via Death Valley naar Los Angeles en tot slot via de kust omhoog naar San Francisco. Drie geweldige weken in het verschiet, een passende bestemming van een deel van de erfenis van mijn ouders. 'Ik ben stikjaloers', kreeg ik van diverse collega's en kennissen te horen, als ik over dat reisschema vertelde.
Die jaloezie is niet meer nodig. Op donderdagochtend zit ik met mijn ex-echtgenote en mijn mooie twintigjarige dochter A. in het Sint Antonius ziekenhuis in Leidsche Rijn. Even de uitslag horen van het onderzoek naar die opgezette klieren in de hals van mijn dochter. Ik ga op zwart, als de eerste woorden uit de mond van de vriendelijke vrouwelijke internist rollen. Naast mij barsten dochterlief en haar moeder in tranen uit. 'Papillaire schildklierkanker'. Nooit te oud om nieuwe woorden te leren. Endocrinoloog, ook zo'n woord.
De rest van de donderdag is een achtbaan van emoties. Familie, vrienden, vriendinnen: de tuin zit vol met mensen die A. komen troosten en bijstaan. Hoe meer je moeilijk nieuws deelt met anderen, hoe minder zwaar het op je schouders rust. Wat is ze flink. 's Middags gaan we langs bij het reisbureau, dat net enthousiast had gemeld dat de tickets klaar lagen. De droomvakantie schuift een jaartje op.
's Avonds appt A. een fotootje door: 'hulp van een oude bekende ook maar ingeschakeld'. Op de foto staat het kleine beertje, dat ze drie jaar geleden van mij kreeg toen ze te lang in een ziekenhuisbed moest verblijven wegens een moeizame blindedarmoperatie. Beer is terug. Het wordt een andere zomer dan gedacht.