31 januari 2016

De vierde macht

In de politiek worden al een jaar lang duurbetaalde uren besteed aan sneue debatten over een verloren bonnetje van vijftien jaar geleden. Ik ontmoette vorig jaar Fred Teeven, een aardige man en een bevlogen crimefighter. Hij sprak op onze jaarlijkse toogdag. Volgens mij zou hij de politiek moeten verlaten en weer gaan doen waar hij goed in is: boeven vangen.
Natuurlijk verdient de Teevendeal geen schoonheidsprijs, maar de jongste berichtgeving daarover toont vooral aan dat er treurige dingen aan de hand zijn in Den Haag. Rapporten over lekken vanuit de Commissie Stiekem leveren niks op, omdat de slager zijn eigen vlees keurt. Kamerleden vertrekken met de noorderzon (en wachtgeld) 'om bij te dragen aan de Clintoncampagne', maar daar weten ze van niks. Ministers beledigen de Kamer door rapporten van hun ambtenaren van voor tot achter met een dikke zwarte viltstift te censureren. Zie het politie-onderzoek naar de lezing van forensisch onderzoeker George Maat over de ramp met de MH17, toen dat werd 'vrijgegeven' aan de Tweede Kamer. En wat te denken van al die tussentijds verschenen eenmansfracties; afvallige partijleden die liever op het pluche blijven zitten dan plaats maken voor een opvolger. Logisch dat de kiezer geen vertrouwen meer heeft en zijn of haar stem geeft aan een geblondeerde populist die de onderbuik van Nederland aanspreekt.
Ernstiger nog vind ik de huidige minachting van bestuurders voor de pers, die toch niet voor niets regelmatig wordt aangeduid als 'de vierde macht' naast de Trias Politica. Een no-go-area voor journalisten bij een raadsvergadering over de komst van een AZC. Het gretig omzetten van WOB-verzoeken in 'verzoeken om informatie', zodat je van allerlei lastige verplichtingen af bent. Het onder de pet houden of vernietigen van documenten, het wissen van telefoontaps als dat beter uitkomt. Zoals RTL Nieuws journalist Pieter Klein terecht schrijft: 'geheimzinnigheid is het echte beleid'. 
We verwijten de Poolse regering dat ze de media probeert te controleren, maar we doen er beter aan naar onszelf te kijken, denk aan de nieuwe mediawet. Voorkomen dat het gevonden wordt, is nog veel erger dan dat bonnetje zelf.


30 november 2015

Infuus

Dochter A is inmiddels achttien lentes. Ze woont bij haar moeder, leert voor schoonheidsspecialiste, denkt al na over een bredere vervolgstudie. Ik houd van haar eigenwijze, zelfbewuste levensstijl, inclusief kleine zondes als een rokertje, een glaasje en enige permanente lichaamsdecoratie. Niet in alle opzichten mijn ding, maar ze heeft haar wijze van in het leven staan en gaat haar stoere eigen gang.
Iets te stoer loopt ze dagenlang rond met pijn in haar buik. In het Sint Antonius, een groot ziekenhuis in Nieuwegein, blijkt haar blindedarmontsteking al iets te ver heen. Perforatie, schoonmaken, drie dagen aan een infuus met antibiotica. Twee dagen nadat ze ontslagen is uit de ziekenfabriek moet ze terug omdat de pijn en misselijkheid terugkomen. Nog een dikke week aan het infuus. Haar eetlust keert terug, maar ze heeft weinig op met de ziekenhuismaaltijden. 'Pap, als je straks langskomt, neem je dan even een cheeseburger voor me mee?' 
Ik stop aan de rand van Nieuwegein bij de drive-in van de grote M voor twee cheeseburgers en een frietje. Op 'haar' kamer G209 eten we samen fastfood. Naast haar, achter het witte gordijn, ligt een stevige jongen van vergelijkbare leeftijd. Halverwege onze maaltijd verschijnt zijn vader van achter het gordijn. 'Willen jullie ook een biertje?', vraagt hij, met een Palmpje in zijn vuist. 'Hij heeft er een paar koud staan'. 
Op het bed van mijn dochter ligt een klein beertje, dat ik haar bij de opname gegeven heb. Zonder wil ze in de grote ziekenfabriek nergens heen. Achttien jaar, stoer maar ook weer even mijn kleine meisje. Ze ligt op G2: kindergeneeskunde. Haar beter worden duurt me veel te lang.


7 oktober 2015

Gelukszoekers

In 1970 kwam ik voor het eerst te wonen in ons dorpje aan de Vecht. Naast ons gezin trok een sympathieke Amsterdamse familie in eenzelfde nieuwbouwwoning. De jongste buurjongen werd een vriendje, waar ik later veel mee optrok. Toen we allebei in Amsterdam gingen werken reden we gezamenlijk naar de hoofdstad. Samen waren we jaren actief als teamleden in de ballonsport, die in de jaren tachtig en negentig in ons land snel groeide. Mijn oudste broer is ballonvaarder en wij vonden niets leuker dan hem te helpen. Prachtige ervaringen deden we op, in binnen- en buitenland. Tranen met tuiten hebben we samen gelachen.
Later kwamen er vaste relaties en kinderen. We groeiden uit elkaar, al woonden we in dezelfde woonwijk. Te druk, te volle agenda's, elk in beslag genomen door eigen zorgen en bezigheden. Onbegrijpelijk achteraf, dat verloren gaan van zo'n intensief contact.

Met zijn Nieuw-Zeelandse vrouw is de vroegere buurjongen afgelopen maand vertrokken naar de andere kant van de wereld. Zijn twee kinderen studeren er gewoon verder en zelfs de kat is veilig getransporteerd. De opbrengst van zijn doorzonwoning in ons dorpje bleek genoeg voor de aanschaf van een vrijstaand huis met  twee badkamers,een dubbele garage, een eigen tennisbaan, een olijfboomgaard en tienduizend vierkante meter grond in de buurt van Hastings, op het Noordereiland. Hij ziet wel wat hij er gaat doen; hij heeft genoeg van de stress van de ICT-sector, waarin hij jaren werkzaam was.

Op de voorlaatste avond in zijn oude huis heb ik afscheid van hem en zijn vrouw genomen. Hij vond het een goed moment om weg te gaan uit Nederland. De files in de Randstad of het natuurschoon uit Lord of the Rings, dat is niet moeilijk kiezen. Ja, Nieuw-Zeeland is een land met een minder rijke cultuur. Europa is zonder twijfel een prachtig en veelzijdig museum. Maar ongelijk kan ik hem niet geven. Ergens ben ik een beetje jaloers. En een beetje bezorgd over de toekomst van ons eigen werelddeel. Veel geluk daar, Fred. Ik hoop je ooit nog eens te zien.