David Müller was zestien jaar toen hij zich op een zomerdag moest melden bij het Centraal Station in Amsterdam. Met zijn zusje en zijn moeder werd hij per trein afgevoerd naar Westerbork en twee dagen later op transport gezet naar Auschwitz. Volgens de administratie stierf hij daar op 19 juli 1942, in werkelijkheid was het zo'n zes weken later. Het valt ongetwijfeld met geen pen te beschrijven wat hij in de laatste weken van zijn leven heeft moeten meemaken.
David was de beste vriend van mijn vader. Ze kwamen vaak bij elkaar thuis, zaten samen op school, gingen zwemmen in het Zuiderbad. Tot David niet meer naar binnen mocht. Verboden voor joden, stond er op de deur. De jongens stapten blijmoedig op hun fiets en trapten door naar buitenbad de Poel in Amstelveen. Daar stond geen bord. Ze zwommen er uitgelaten en zorgeloos en lieten zich drogen door de zon.
Op de avond voordat David zich moest melden ging hij bij mijn vader langs aan de Stadionweg. Ze droegen samen zijn fiets naar de ouderslaapkamer van het huis en verruilden daar de nieuwe fietsbanden van David voor de oude banden van mijn vader. Hij had ze toch niet meer nodig, zei David. Hij gaf mijn vader zijn Jodenster. De jonge Jules Schweppe plakte hem in zijn dagboek en schreef er bij dat hij hem gevonden had. Want de Duitsers waren gek op dagboeken en je kon niet voorzichtig genoeg zijn.
Net als bijna 18.000 andere Joodse kinderen uit Nederland kwam David niet meer terug. Zeventig jaar lang koesterde mijn vader de ster in zijn dagboek, net als een foto en twee ansichtkaarten die hij eerder van David had gekregen. Al ruim tien jaar lang vertelt hij jaarlijks aan de leerlingen van groep 8 van alle basisscholen in ons dorp het verhaal van de oorlog en van David. Hij toont er zijn dagboek, de kinderen voelen even aan de ster. En ieder jaar huilt mijn vader als hij er over spreekt.
Nu ligt de ster met de kaarten in een vitrine, in het Stadsarchief van Amsterdam. Met veertien andere omgekomen kinderen geeft David daar gezicht aan de systematische vernietiging van de onschuld. Met mijn vader ben ik bij de opening van de tentoonstelling, gebaseerd op een prachtig gedenkboek van Guus Luijters. De presentatie vindt plaats in de Portugese Synagoge. Het is al twee weken diep onder nul en de synagoge is niet verwarmd. Dik ingepakt luisteren we, met keppeltjes op, naar de woorden van de auteur. De naam van David klinkt opeens door het overvolle Godshuis. Tranen lopen over de wangen van mijn vader. Ook als hij even later bij de vitrine van zijn vriendje staat. Met dank van ons, van David, van de kinderen, schrijft Luijters in mijn vader's exemplaar van het boek.
David Müller. In Auschwitz gestorven op 9 september 1942. Maar als herinnering meer levend dan ooit. Hij had geen beter vriendje kunnen treffen, destijds in Amsterdam-Zuid.
Update 18 februari: Het eerbetoon aan David is nog mooier geworden: door heel Amsterdam hangt zijn beeltenis op de posters die aandacht vragen voor de tentoonstelling. Zeventig jaar na dato is hij terug in zijn stad.
Wat een aangrijpend mooi verhaal, Marc!
BeantwoordenVerwijderen