26 december 2013

Kerstverhaal

Boven het nagerecht van het kerstdiner verhaalt mijn moeder uit haar nog altijd gedetailleerde herinneringen aan haar tienerjaren in een vrouwenkamp onder Japanse bezetting, tijdens de Tweede Wereldoorlog in wat nu Indonesië heet. Gruwelijke herinneringen. Aan de vrouw die in de gaarkeuken van het kamp werkt en een zenuwtic in haar gezicht heeft. Aan de Japanse officier die denkt dat ze gekke bekken tegen hem trekt, de vrouw tegen de grond slaat en haar met zijn officierslaars keihard in het gezicht schopt. Mijn moeder is dertien jaar en ziet het tafereel noodgedwongen aan tijdens het appèl.
Anno nu verketteren tieners hun ouders omdat ze onder de Kerstboom geen iPhone vinden; toen waren geweld, onderdrukking, honger en ziekte dagelijkse kost voor een tienermeisje. Hoewel het zeventig jaar geleden is, schieten de ogen van mijn moeder vol. Ze sluit de terugblik af door te zeggen dat het allemaal in het niet valt bij het verlies van haar zoon, ruim drie jaar geleden.

De nieuwe koning zegt in zijn eerste Kersttoespraak 'Juist met Kerst, toch het feest van het licht, worden we herinnerd aan persoonlijk verlies en verdriet. Wie een dierbare heeft verloren, voelt in deze dagen de pijn extra scherp.' Hij en wij weten hoe dat is, het verlies van een dierbare.
Op het metersbrede schoolbord in het Spoorwegmuseum, waar we vlak voor Kerst nog even zijn, schrijf ik in een leeg hoekje links bovenaan 'Ik mis Jort'. Ik weet even niet wat ik verder nog wil zeggen. Bij het missen van je broer valt alles in het niet.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten